Par
P3-12
Schalering weergave van de terugkoppeling (sensor)
Zorgt voor een scalering van de teruggekoppelde waarde. Met deze parameter kan de 0-100% van de analoge ingang worden
omgezet naar een weergave van bijv. 0-10 Bar die wordt gemeten door de sensor.
P3-13
" Wake Up" niveau van de terugkoppeling (sensor)
Deze parameter bepaalt het niveau van de terugkoppeling waarbij de ODP-2 regelaar de "standby mode" van de PID-regeling
uitschakelt. Wanneer het teruggekoppelde signaal onder het ingestelde niveau komt zal de ODP-2 regelaar "wakker worden" en
doorgaan met de PID-regeling.
P3-18
Uitschakeling PID-regeling
0
PID regeling is altijd actief
1
PID regeling alleen actief
na start
8.2.3. Parametergroep 4 – Motor control parameters
Overview
Parameters die gerelateerd zijn aan de motor control zijn terug te vinden in groep 4. Met deze parameters is het mogelijk om:
Het juiste motortype te selecteren.
Een autotune uit te voeren.
De koppelbegrenzing of de koppelregeling in te stellen (alleen bij Vector control).
De optidrives kunnen zowel de standaard asynchrone inductiemotoren als verschillende type synchrone motoren aansturen. In de
volgende hoofdstukken wordt in het kort besproken hoe de parameters voor verschillende type motor ingesteld moeten worden.
8.2.4. Asynchrone inductiemotoren
Aansturingsmethodes inductiemotoren
Voor de inductiemotoren kan er gekozen worden uit de volgende aansturingsmethoden:
Snelheidsregeling met vaste U/Hz-curve (fabrieksinstelling).
o Dit is de meest simpele aansturingsmethode en geschikt voor een groot deel van de applicaties.
Koppelregeling met Vector control
o Deze aansturingsmethode kan alleen gebruikt worden voor specifieke applicaties waarbij het belangrijk is dat het motorkoppel
i.p.v. de motorsnelheid geregeld wordt.
Snelheidsregeling met sensorloze Vector control
o De sensorloze Vector control zorgt voor een hoger aanloopkoppel dan de U/Hz aansturing. Tevens wordt de motorsnelheid
nauwkeuriger geregeld. Deze regeling is zeer geschikt voor de zwaardere en veeleisende applicaties.
Activeren van de sensorloze Vector control
De Optidrive ODP-2 heeft naast de standaard U/Hz curve ook een sensorloze vectorregeling. De sensorloze vectorregeling zorgt
voor een hoog startkoppel bij lage frequenties (200% @ 0,3 Hz) en een nauwkeurigere snelheidsregeling over een groter bereik. De
volgende stappen moeten doorlopen worden om de sensorloze vectorregeling goed in te regelen:
Stel parameter P1-14 in op 101 om toegang te krijgen tot de uitgebreide parameters.
Stel de motorgegevens (zie typeplaatje) in bij de volgende parameters:
o P1-07 nominale motorspanning
o P1-08 nominale motorstroom
o P1-09 nominale motorfrequentie
o (Optioneel) P1-10 nominale motorsnelheid [Rpm]
o P4-05 cos phi van de motor.
Activeer de sensorloze vectorregeling door P4-01 = 0.
Let op dat de motor juist is aangesloten op de frequentieregelaar.
Als laatste stap moet de motor doorgemeten d.m.v. de autotuning. De autotuning wordt gestart door P4-02 = 1.
De autotuning zal direct worden gestart wanneer P4-02 op 1 wordt ingesteld (geen vrijgave noodzakelijk). Tijdens de
autotuning zal de as van de motor niet of nauwelijks draaien. Het is niet noodzakelijk de motor los te koppelen van de
last.
Het is zeer belangrijk dat de motorgegevens in de frequentieregelaar worden ingesteld voordat de autotuning wordt
gestart. Verkeerde instelling van de parameters kan leiden tot een slechte of gevaarlijke vectorregeling.
www.invertekdrives.com
Parameternaam
De PID-regeling is actief zolang de proportionele versterking P (P3-01) > 0.
De PID-regeling is alleen actief wanneer de regelaar is gestart. Tijdens stop wordt de
PID-regeling gereset naar 0 (uitgang).
Minimaal
Maximaal
Standaard
0.000
50.000
0.0
100.0
0
1
Versie 3.07 | Optidrive P2 Gebruikershandleiding | 53
Eenheid
0.000
-
5.0
%
1
-
8