8.3. Parametergroep 5 – Communicatieparameters
8.3.1. Algemeen
De Optidrive ODP-2 biedt de gebruiker de mogelijkheid om de regelaar aan een grote variëteit van communicatienetwerken te
koppelen. De regelaar heeft hiernaast ook nog de mogelijkheid om te communiceren met een externe bedieningspaneel, een PC of
de Optistick. D.m.v. parametergroep 5 kan de communicatie worden geconfigureerd.
8.3.2. Verbinding maken met Invertek opties
Alle externe Invertek opties die communiceren met de regelaar, zoals de Optiport en de Optipad bedieningspanelen, maken gebruik
van de RJ45 poort van de regelaar. De pin lay-out van beide RJ45 connectoren (regelaar en externe Invertek optie) zijn gelijk.
Hierdoor kan voor de verbinding een standaard UTP kabel gebruikt worden.
8.3.3. Verbinding maken met een PC
De Optidrive ODP-2 kan, d.m.v. een PC met een Windows besturingssysteem en het softwarepakket Optitools Studio,
geprogrammeerd en gemonitord worden. Voor het maken van de verbinding zijn er 2 opties:
E en vaste verbinding. Hiervoor is de communicatie kabel "OPT-2-USB485-OBUS" noodzakelijk. Deze wordt aangesloten op de
USB poort van de PC en de RJ45 poort van de regelaar. Deze kabel zorgt voor een USB naar RS485 conversie.
E en draadloze bluetooth verbinding. Een draadloze bluetooth verbinding. Hiervoor is de optionele Optistick (OPT-3-STICK) noodzakelijk.
Voor beide communicatie middelen moeten de volgende stappen doorlopen worden om een verbinding te maken tussen de
regelaar en de PC:
Download en installeer de Optitools Studio software (www.invertekdrives.com).
Start het softwarepakket en kies de "Parameter Editor".
Wanneer bij parameter P5-01 het regelaaradres is aangepast moet "Network Scan Limit" (links onderin het programma) ook
worden aangepast. Deze moet minimaal gelijk over hoger zijn dan dit adres.
Selecteer welke verbinding je gaat gebruiken bij Tools -> Communication Type (bovenin het scherm):
o Kies de "Optistick Smart" wanneer je de Bluetooth verbinding gebruikt.
o Kies voor "Wired Serial Interface RS232/RS485" wanneer je een vaste verbinding gebruikt.
Selecteer vervolgens de juiste COM-poort die bij de gekozen verbinding hoort.
Druk vervolgens op knop "Scan Drive Network" om de gekoppelde regelaar te vinden en toe te voegen aan het project.
8.3.4. Modbus RTU communicatie
De Optidrive ODP-2 ondersteunt standaard Modbus RTU communicatie. De Modbus RTU communicatie is beschikbaar via de RJ45
connector. Zie voor meer informatie hoofdstuk 9.2. Modbus RTU Communicatie op pagina 66.
8.3.5. CAN Open communicatie
De Optidrive ODP-2 ondersteunt standaard ook CAN Open communicatie. De CAN Open communicatie is beschikbaar via de
RJ45 poort. Zie voor meer informatie hoofdstuk 9.3. CAN Open communicatie op pagina 67.
8.3.6. Overige veldbusnetwerken
Andere veldbusnetwerken zijn beschikbaar via optiemodules. Ga naar www.invertekdrives.com voor een overzicht en informatie over
de beschikbare Veldbusmodules.
8.3.7. Communicatie parameters
Par
Parameternaam
P5-01
Veldbusadres frequentieregelaar
Bepaalt het veldbusadres van de ODP-2 frequentieregelaar.
Bij gebruik van Modbus RTU stelt deze parameter het adres in. Zie hoofdstuk 9.2. Modbus RTU Communicatie voor meer informatie. Houd
er rekening mee dat als een hoger Modbusadres dan 63 vereist is, P5-16 kan worden gebruikt. Zie uitleg van P5-16 voor meer informatie.
Deze parameter bepaalt ook het Optibusadres van de regelaar voor het gebruik met OptiTools Studio.
P5-02
CAN Baud Rate
Baud rate van de CAN Open communicatie.
P5-03
Modbus RTU Baud rate
Baud rate van de Modbus communicatie.
P5-04
Data formaat Modbus RTU
Er zijn de volgende mogelijkheden voor het Modbus telegram:
-
Geen pariteit, 1 stopbit
-
Geen pariteit, 2 stopbits
-
Oneven pariteit, 1 stopbit
-
Oneven pariteit, 1 stopbit
www.invertekdrives.com
Minimaal
Maximaal
Standaard
1
63
125
1000
9.6
115.2
-
-
Versie 3.07 | Optidrive P2 Gebruikershandleiding | 57
Eenheid
1
-
500
kbps
115.2
kbps
n-1
-
8