5.4.2 Overige instellingen van uw zonne-energie-installatie
De volgende instelaanwijzingen gelden alleen voor gebruik zonder FlowSensor:
De waterdoorstroming in het collectorcircuit zo instellen, dat iedere collector met 90 tot 120 l/h wordt doorstroomd. De
doorstromingshoeveelheid ofwel door instelling van de toerentalstand op de collectorcirculatiepomp en door smoren van de
afsluitkraan in de doorstromingsmeter van de pompunit EKSRDS1A (Hoofdstuk 3 „Montage", Afb. 3-4, pos. 10) aanpassen.
Richtwaarden voor de correcte ventiel-/pompstandinstelling zijn in Tab. 5-6 opgenomen.
Voor een indirecte controle van de doorstroomhoeveelheid absoluut de systeemtemperaturen bij een normale installatiewerking
in de gaten houden. Bij een optimale zonnestraling (wolkeloze hemel, heldere lucht, zonnestand ongeveer loodrecht op het
collectorvlak) moet de temperatuurverhoging in de collector ca. 10 tot 15 K bedragen. Bij gebruik met de pomp P
bijv. een retourtemperatuur van 50°C een collectortemperatuur van ca. 60 tot 65°C instellen. Indien ter plaatse een
verbruiksteller is geïnstalleerd, kan de doorstroomhoeveelheid m.b.v. de directe meting bij de werking van de pomp worden
ingesteld.
Aantal
collectoren
Tab. 5-6
Insteladviezen in de installatie- en bedrijfshandleiding van de zonne-energieaansluitset EKSOLHWAV1 opvolgen.
5.4.3 Drinkwaterhygiëne
Als gedurende meerdere dagen geen warm water wordt afgetapt of als de boilertemperatuur door de zonne-energie-installatie niet
meer tot een temperatuur van ten minste 60°C wordt verwarmd, wordt uit hygiënisch oogpunt (legionellabeveiliging) een
eenmalige opwarming tot boven 60°C of het aftappen van het opgeslagen warme water aanbevolen.
EKSR3PA + EKSRDS1A
Regelings- en pompunit voor zonne-energie-installaties
4PW56033-1
Bij de werking van de zonne-energie-installatie met FlowSensor wordt de doorstroming in het zonne-energie-systeem
via de verschiltemperatuurafhankelijke regeling van de pomp P
Ingestelde doorstroming in l/min
in het collectorcircuit
2
3,6 tot 4,8
3
5,4 tot 7,2
4
7,2 tot 9,6
5
9 tot 12
Instelling van de doorstroming bij de doorstromingsmeter
Ook bij een correcte instelling van de doorstroomhoeveelheid, het inschakeltemperatuurverschil "Delta T aan"
evenals de beste weersomstandigheden schakelt de zonne-energie-installatie zo nu en dan uit. Bij een
opkomende c.q. ondergaande zon en toenemende boilertemperatuur neemt de collectortemperatuur na het
inschakelen van de pomp langzaam af, de uitschakelvoorwaarde wordt bereikt. Op grond van aanhoudende
zonnestraling stijgt de collectortemperatuur weer, de pompen werken en de installatie pulseert, omdat de
zonnestraling niet meer voldoende is voor een continue werking. De FlowSensor vermindert dit effect door de
pomptoerentalregeling.
5
x
continu aan de vereiste behoefte aangepast.
S
Ingestelde doorstroming in l/h
in het collectorcircuit
220 tot 290
330 tot 435
435 tot 580
540 tot 720
Bedienings- en installatiehandleiding
Bediening
moet zich bij
S
33