het bij sommige collectoren tot een tijdsvertraging bij het
bepalen van de meetwaarde voor de temperatuurregi-
stratie. Met de functie Zonne pomp kick kunt u de tijds-
vertraging verkorten. Bij een geactiveerde Zonne pomp
kick-functie wordt de zonnepomp gedurende 15 s inge-
schakeld (zonnepompkick) als de temperatuur aan de
collectorvoeler met 2 K/uur gestegen is. Daardoor wordt
de verwarmde collectorvloeistof sneller naar het meet-
punt getransporteerd. Als het temperatuurverschil tussen
collector en boiler het ingestelde inschakelverschil over-
schrijdt, dan loopt de zonnepomp zo lang tot de boiler
opgewarmd is (verschilregeling).
8.7.13 Zonnecircuitbeveiliging instellen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie
[Zonne systeem ----] → Zonne circuit beveiliging
–
Met de functie kunt u een temperatuurgrens voor de ge-
meten collectortemperatuur in het zonnecircuit vastleg-
gen. Als de voorhanden zonnewarmte-energie de actuele
warmtebehoefte (bijv. alle boilers volledig geladen) over-
stijgt, dan kan de temperatuur in het collectorveld sterk
stijgen.
–
Wordt de ingestelde veiligheidstemperatuur aan de col-
lectorvoeler overschreden, dan wordt de zonnepomp ter
bescherming van het zonnecircuit (pomp, ventielen etc.)
tegen oververhitting uitgeschakeld. Na het afkoelen (30 K
hysterese) wordt de zonnepomp opnieuw ingeschakeld.
In combinatie met een zonnestation VMS wordt de in-
stelparameter uitgeschakeld. Het zonnestation heeft een
eigen veiligheidsfunctie, die altijd is geactiveerd.
8.7.14 Maximale temperatuur voor zonneboiler
vastleggen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie →
Zonne systeem → [Zonneboiler 1/2----]Max. Temperatuur
–
Met de functie kunt u een maximumwaarde als begren-
zing van de zonneboilertemperatuur vastleggen om een
zo hoog mogelijke opbrengst uit de zonneboileropwar-
ming, maar ook een verkalkingsbeveiliging te garande-
ren. Voor de meting wordt het maximum van de boil-
ervoelers SP1 en SP2 gebruikt. Voor de tweede boiler
(zwembad) wordt de boilervoeler TD1 gebruikt.
–
Als de ingestelde maximumtemperatuur overschreden
wordt, dan schakelt de thermostaat de zonnepomp uit.
Een zonnelading wordt pas opnieuw vrijgegeven als de
temperatuur bij de actieve voeler 1,5 K onder de maxi-
mumtemperatuur is gedaald. De maximumtemperatuur
kunt u voor elke boiler afzonderlijk instellen. De inge-
stelde maximumtemperatuur mag niet hoger zijn dan de
maximaal toegestane boilerwatertemperatuur van de ge-
bruikte boiler!
8.7.15 Inschakelverschil voor zonnelading
vastleggen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie →
[Zonneboiler 1/2 ----]→ Inschakel verschil
–
Met de functie kunt u een verschilwaarde voor de start
van de zonnelading vastleggen. Als het temperatuurver-
schil tussen boilervoeler SP2 en collectorvoeler KOL1 de
0020116707_02 calorMATIC 470 Installatiehandleiding
Bedienings- en weergavefuncties 8
ingestelde waarde overschrijdt, dan schakelt de thermo-
staat de zonnepomp in en de zonneboiler wordt geladen.
De verschilwaarde kan afzonderlijk voor twee aangeslo-
ten zonneboilers vastgelegd worden.
De functie kunt u niet in combinatie met een zonnestation
VMS gebruiken.
8.7.16 Uitschakelverschil voor zonnelading
vastleggen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie →
[Zonneboiler 1/2 ----] → Uitschakel verschil
–
Met de functie kunt u een verschilwaarde voor de stop
van de zonnelading vastleggen. Als het temperatuurver-
schil tussen boilervoeler SP2 en collectorvoeler KOL1 de
ingestelde waarde onderschrijdt, dan schakelt de ther-
mostaat de zonnepomp uit en de zonneboiler wordt niet
meer geladen. De uitschakelverschilwaarde moet min-
stens 1 K kleiner zijn dan de ingestelde inschakelver-
schilwaarde. Daarom wordt bij het onderschrijden van 1
K automatisch de waarde voor het instelverschil mee ver-
steld! De verschilwaarde kunt u afzonderlijk voor twee
aangesloten zonneboilers vastleggen.
De functie kunt u niet in combinatie met een zonnestation
VMS gebruiken.
8.7.17 Inschakelverschilwaarde voor tweede
verschilregeling vastleggen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie → [2.
Differentiatieregeling ----] → Inschakel verschil
–
Met de functie kunt u een verschilwaarde voor de start
van de zonneondersteuning vastleggen. Als het tempe-
ratuurverschil tussen boilervoeler TD1 en temperatuur-
voeler TD2 in de retourleiding van het zonnecircuit de
ingestelde waarde overschrijdt, dan stuurt de thermostaat
de uitgang MA (multifunctioneel relais) aan. Deze functie
is alleen actief als u een systeemschema met zonnever-
warmingsondersteuning kiest.
8.7.18 Uitschakelverschilwaarde voor tweede
verschilregeling vastleggen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie → [2.
Verschilregeling ----] → Uitschakel verschil
–
Met de functie kunt u een verschilwaarde voor de stop
van de zonneondersteuning vastleggen. Als het tempera-
tuurverschil tussen boilervoeler TD1 en temperatuurvoe-
ler TD2 in de retourleiding van het zonnecircuit de inge-
stelde waarde onderschrijdt, dan schakelt de thermostaat
de uitgang MA (multifunctioneel relais) uit. Deze functie is
alleen actief als u een systeemschema met zonneverwar-
mingsondersteuning kiest.
8.7.19 Zonne systeem land van Installatie
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie
[Zonne systeem ----] → Land van Installatie
21