6.4.12
Aansluitwerken afsluiten
1. Controleer vóór het sluiten van elke aansluitkast of:
2. Sluit de aansluitkast met de bevestigingsschroeven van het deksel, zie hoofdstuk
6.5
Hulpstroomkring aansluiten
6.5.1
Kabel selecteren
Houd bij de keuze van de aansluitleidingen voor de hulpstroomkringen rekening met de
volgende criteria:
● Nominale stroomsterkte
● Nominale spanning
● Installatiegebonden voorwaarden, zoals de omgevingstemperatuur, het installatietype,
● Vereisten volgens IEC/EN 60204‑1
● Vereisten volgens IEC/EN 60079‑14
Gebruik alleen sluitdoppen en kabel- en geleiderinvoerstukken die voor de inzet in de
betrokken explosiebeveiligde omgeving (de zone) werden gecertificeerd en gekenmerkt.
SIMOTICS TN Series N-compact 1LA8
Bedieningshandleiding 04/2015
– of de elektrische aansluitingen in de aansluitkast goed zijn aangetrokken en volgens de
gegevens in de voorafgaande paragrafen zijn uitgevoerd.
– de machine volgens de voorgeschreven draairichting is aangesloten;
– Het binnenste gedeelte van de kast schoon is en er geen leidingresten, vuil en vreemde
voorwerpen aanwezig zijn.
– alle afdichtingen en afdichtingsvlakken van de aansluitkast volgens de voorschriften zijn
geconfigureerd.
– Ongebruikte invoeringen zijn met ingekleefde metalen sluitelementen of gecertificeerde
sluitelementen gesloten. De sluitelementen moeten door middel van een werktuig
worden gelost.
– de aansluitkabels vrij liggend zijn aangebracht en de leidingisolatie niet kan worden
beschadigd.
Aanhaalmomenten voor boutborgingen (Pagina 151).
kabeldiameter bepaald door de benodigde kabellengte, enzovoort.
Elektrische aansluiting
6.5 Hulpstroomkring aansluiten
79