Correctiegegevens voor het objectief
De camera bevat reeds correctiegegevens voor belichting in het
buitengebied voor ongeveer 25 objectieven. Als u in stap 2
[Inschakelen] selecteert, worden de correctiegegevens voor de
helderheid van de randen automatisch toegepast voor elk objectief
waarvoor correctiegegevens in de camera zijn vastgelegd.
U kunt met EOS Utility (meegeleverde software) controleren voor welke
objectieven correctiegegevens zijn vastgelegd in de camera. U kunt ook
correctiegegevens voor niet-geregistreerde objectieven vastleggen.
Raadpleeg de instructiehandleiding voor EOS Utility (pdf) op de cd-rom
voor meer informatie.
Voor JPEG-opnamen die al zijn vastgelegd, kan de correctie voor de
helderheid van de randen niet worden toegepast.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden treedt mogelijk ruis op in de
randen van een opname.
Wanneer u een objectief van een ander merk dan Canon gebruikt, wordt
aanbevolen de correctie in te stellen op [Uitschakelen], zelfs als
[Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven.
Correctie voor de helderheid van de randen wordt toegepast, zelfs
wanneer er een extender is geplaatst.
Als de correctiegegevens voor het bevestigde objectief niet zijn vastgelegd
in de camera, geeft dit hetzelfde resultaat als wanneer de correctie is
ingesteld op [Uitschakelen].
De toegepaste mate van correctie is iets lager dan de maximale correctie
die kan worden ingesteld met Digital Photo Professional (meegeleverde
software).
Wanneer geen informatie over de opnameafstand voor het objectief
beschikbaar is, is de mate van correctie lager.
Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie.
3 Correctie helderheid randen
103