i: De ISO-snelheid instellenN
Stel de ISO-snelheid (lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de
waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt
de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 89).
Richtlijnen voor de ISO-snelheid
ISO-snelheid
100 - 400
400 - 1600
1600 - 6400, H
* Bij hoge ISO-snelheden kan de opname er korrelig uitzien.
Als [8C.Fn II -3: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op
[1: Inschakelen], kunnen ISO 100/125/160 en "H" (equivalent aan
ISO 12800) niet worden ingesteld (pag. 255).
Het maken van opnamen bij hoge temperaturen kan resulteren in korrelige foto's. Lange
belichtingstijden kunnen ook afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben.
Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan ruis (strepen,
lichte puntjes, enzovoort) op de opname zichtbaar zijn.
Wanneer [8C.Fn I -3: ISO vergroten] is ingesteld op [1: Aan], kan 'H'
(gelijk aan ISO 12800) ook worden ingesteld (pag. 252).
88
Druk op de knop <i>.
1
Stel de ISO-snelheid in.
2
Terwijl u naar het LCD-paneel of de zoeker kijkt,
draait u aan het instelwiel <6> of <5>.
De ISO-snelheid ligt tussen 100-6400 en
kan in stappen van 1/3 worden ingesteld.
Met 'A' wordt de ISO-snelheid
automatisch ingesteld (pag. 89).
Opnamesituatie
(Geen flits)
Zonnig, buiten
Bewolkt of 's avonds
Donker, binnen of 's avonds
(9)
Flitsbereik
Hoe hoger de ISO-snelheid,
hoe groter het flitsbereik zal
zijn (pag. 131).