Depth Contour Tracking, DCT
Als het systeem invoer van een fi shfi nder heeft, kan de stuurautomaat worden ingesteld op
het volgen van een dieptecontour.
Waarschuwing:
gebruik deze functie alleen als de zeebodem daar
geschikt voor is. Niet gebruiken boven rotsachtige bodems waar de
diepte over een klein gebied aanzienlijk varieert.
Helling
Ga als volgt te werk om DCT besturing te starten:
1.
Zorg dat u een dieptemeting op de Zeus Touch of van een afzonderlijk diepte instrument hebt.
2.
Stuur de boot naar de diepte die u wilt volgen en in de richting van de dieptecontour (hoofdkoers).
3.
Activeer de AUTO stand, selecteer DCT besturing en bekijk de dieptewaarde.
4.
Gebruik de bak- en stuurboord indicators in het stuurautomaat pop-up venster om de DCT besturing
in te stellen op de bodem die naar bak- of stuurboord afl oopt.
Voor DCT besturing zijn de volgende parameters beschikbaar:
Wending parameter
Diepte gain
Contour Cross Angle
Diepte gain
Deze parameter bepaalt de verhouding tussen het roercommando en de afwijking van de
geselecteerde dieptecontour. Hoe hoger de diepte gain, des te meer roer er wordt gegeven.
Als de waarde te laag is, zal het lang duren om het afdrijven van de ingestelde dieptecontour
te corrigeren en kan de stuurautomaat de boot niet op de geselecteerde diepte houden.
Is de waarde te hoog ingesteld, dan zal de boot doorschieten en is de besturing onstabiel.
Contour Cross Angle (CCA)
De CCA is een hoek die wordt opgeteld bij of afgetrokken van de ingestelde koers.
Met deze parameter kunt u de boot in luie S-bewegingen rond de referentiediepte laten
slingeren.
Hoe groter de CCA, hoe groter de slingerbeweging zal zijn. Als u de CCA op nul zet, maakt de
boot geen slingerbeweging.
Gebruik van de stuurautomaat |
TM
Smal
kanaal
Instelbereik
Verandering per stap
5 - 95
5
0° - 50°
1
Zeus Touch Gebruikershandleiding
Richel
Standaard
5
0
| 39