Basisbeginselen
het frame, de voorvork en de zadelpen
–
• Het frame, de voorvork en de zadelpen mogen geen scheu-
ren, vervormingen of kleurveranderingen vertonen.
–
de schroef- en steekverbindingen
• Visuele inspectie van schroef- en steekverbindingen.
–
de pedaalaandrijving
• Controleer of de pedaalaandrijving naar behoren functio-
neert en stevig vastzit.
–
de verlichting
• Controleer of de koplamp en de achterlamp naar behoren
functioneren.
de fietsbel
–
• Wanneer u de fietsbel gebruikt, moet een duidelijk geluids-
signaal te horen zijn.
–
het stuur en de stuurpen
• Controleer of het stuur en de stuurpen stevig vast zitten.
• Visuele controle van het stuur en de stuurpen op scheuren,
vervormingen en kleurveranderingen.
–
de banden
• Controleer de bandenspanning en de banden zelf op
scheuren en beschadigingen door externe voorwerpen.
–
de velgen en spaken
• Visuele controle van de velgen.
• Controleer of de spaken dezelfde spanning hebben.
4.11 onderhoud en inspectie
Wanneer u zelf niet over voldoende kennis of het benodigde
gereedschap beschikt om onderhoud uit te voeren, kunt u zich het
best tot een erkende fietsspecialist wenden.
4.11.1 onderhoudsintervallen
•
Voer één keer per maand onderhoud uit.
•
Voer na een valpartij onderhoud uit.
•
Als u de fiets veel gebruikt of meer dan 1.000 km per jaar rijdt,
dan moet u vaker onderhoud uitvoeren. Laat de fiets om de
6 maanden door uw fietshandelaar nakijken.
•
Als u bij het onderhoud schade vaststelt, gebruik de fiets dan
niet meer en laat hem controleren of repareren door uw fiets-
specialist.
4.11.2 inspectie-intervallen
•
Houdt u zich aan de volgende intervallen voor een inspectie
door een fietsspecialist:
–
Na
–
Na
–
Daarna om de
•
Laat alle uitgevoerde onderhoudsbeurten en reparaties door
uw speciaalzaak optekenen.
200 km
of 2 maanden.
1.000 km of 6 maanden.
1.000 km of jaarlijks.
24