Versnelling
•
Ga na met welk type naafversnelling uw fiets is uitgerust.
opmerking:
Afhankelijk van het model is uw fiets uitgerust met
een naafversnelling met of zonder terugtraprem
(zie hoofdstuk "Fietspas" op pagina 95).
7.2.2.1 schakelen met de draaischakelaar
Om te schakelen, draait u aan de draaischakelaar
(zie afb. "Draaischakelaar van de naafversnelling").
Afb. Draaischakelaar naafversnelling (voorbeeld)
7.2.2.2 schakelen met de schakelhendel
Afhankelijk van het type naafversnelling beschikt de voorste scha-
kelhendel over twee stappen. De achterste schakelhendel kunt u
naar keuze indrukken of uittrekken.
1
Afb. Schakelhendel (voorbeeld)
1 Schakelhendel
•
Om de ingedrukte schakelhendel automatisch naar de uit-
gangspositie te laten terugkeren, laat u de schakelhendel na
het schakelen los.
•
Om één versnelling lager te schakelen, drukt u met uw duim
op de voorste schakelhendel tot deze één keer klikt (zie
afb. "Schakelhendel").
Om een versnelling hoger te schakelen, drukt u op of trekt u met
uw wijsvinger aan de achterste schakelhendel.
7.2.3 instellingen
•
Als de werking van de naafversnelling vermindert, moet u de
spanning van de versnellingskabel instellen.
De spanning van de versnellingskabel moet in combinatie met de
naafversnelling afgesteld worden.
53