Wielen en banden
Afb. Opdruk op de velgrand (voorbeeld)
10.2.2 instellingen
1. Om de bandenspanning te controleren of in te stellen,
schroeft of trekt u het beschermdopje van het ventiel en
opent u indien nodig het ventiel.
2. Plaats een bandenspanningsmeter of een luchtpomp met
drukindicator op het ventiel en lees de druk af. Zorg ervoor
dat u het juiste opzetstuk voor uw soort ventiel gebruikt.
• Wanneer de bandenspanning te laag is, vul dan de band
op met een luchtpomp.
• Wanneer de bandenspanning te hoog is, laat u lucht af.
• Kies een bandenspanning binnen de onder- en bovengrens
die op de band is aangegeven, die beantwoordt aan uw
lichaamsgewicht of het extra gewicht en uw rijgewoonten.
3. Draai of druk het beschermdopje na instelling van de ban-
denspanning op het ventiel.
4. Controleer na het instellen van de bandenspanning of de
onderste kartelmoer vastzit (zie afb. "Ventielen").
• Draai de kartelmoer met gecontroleerde kracht vast.
2
3
Afb. Ventielsoorten (voorbeeld)
1 Ventielstoter
2 Bovenste kartelmoer
1
3 Onderste kartelmoer
90