N JPEG-opnamen bijsnijden
De richting van het bijsnijdkader wijzigen
Wanneer u op de knop <B> drukt, wisselt het bijsnijdkader van
verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Hiermee kunt u de
opname die is gemaakt in horizontale stand zodanig bijsnijden dat
het lijkt alsof deze is gemaakt in verticale stand.
Wanneer een bijgesneden opname wordt opgeslagen, kan deze niet
opnieuw worden verkleind of bijgesneden.
Informatie over de AF-puntweergave (pag. 351) en stofwisdata
(pag. 405) worden niet toegevoegd aan de bijgesneden opnamen.
Afhankelijk van het beeld en formaat waarin u bijsnijdt, is het
bijgesneden beeldbestand mogelijk niet kleiner dan het origineel.
402
Controleer het beeldgebied dat
4
u wilt bijsnijden.
Druk op de knop <Q>.
Het bij te snijden beeldgebied wordt
weergegeven.
Druk nogmaals op de knop <Q> om
terug te gaan naar de oorspronkelijke
opname.
Sla de bijgesneden opname op.
5
Druk op <0> en kies [OK] om de
bijgesneden opname op te slaan.
Controleer de bestemmingsmap en
het nummer van het bestand en
selecteer [OK].
Als u nog een opname wilt bijsnijden,
herhaalt u stap 2 t/m 4.