Monteren
6.6 Sluit de motor aan in de aansluitkast
Verdeel bij aansluitklemmen met klembeugel de geleiders zodanig, dat aan beide kamzijden
ongeveer even hoge klemhoogten ontstaan. Dit type aansluiting vereist dat de afzonderlijke
leiders U-vormig gebogen of met een kabelschoen moeten worden aangesloten. Hetzelfde
geldt voor de inwendige en uitwendige aardgeleideraansluiting.
Kies een formaat kabelschoen dat past bij de geleiderdoorsnede en het boutformaat. Als
de benodigde lucht- en kruipafstanden in acht worden gehouden, is schuine plaatsing
toegestaan.
Strip de uiteinden van de geleiders op zodanige wijze, dat de resterende isolatie nagenoeg
tot aan de kabelschoen reikt.
6.6.6
Buitenste aarding
Let er bij het aansluiten op dat:
• De aansluitvlakken blanke contactvlakken vormen. Bescherm het oppervlak tegen corrosie
met een daartoe geëigend middel, bijv. met zuurvrije vaseline.
• Plaats de kabelschoen tussen de contactklem en de aardklem. Verwijder de in de behuizing
geperste contactklem niet.
• Plaats de veerring onder de schroefkop.
• Neem het gespecificeerde aanhaalmoment voor de klemschroef in acht, zie Montage en
aanleggen (Pagina 74).
Tabel 6-4
Motorbouwgrootte
63 ... 90
100 ... 112
132 ... 180
200
225, 250
6.6.7
Montage en aanleggen
Opmerking
Kies een schroefverbinding die past bij het gebruikte formaat aansluitkabel:
• Afdichtset
• Wapening
• Geweven laag
• Afscherming
Schroef de schroefverbinding in de behuizing. Of monteer de schroefverbinding met behulp
van een contramoer.
74
Maximale kabelaansluiting van de uitwendige aarding
Schroefdraadmaat
M4
M5
M6
2 x M6
2 x M8
Motoren voor de aanbouw aan SIMOGEAR-transmissies
Bedieningshandleiding, 01/2024, A5E53509211A/RS-AA