Voor een goede, grote bloeddruppel is het volgende van belang:
warme, goed doorbloede vingers,
•
schone handen,
•
de keuze van de juiste prikpen,
•
de juiste priklocatie,
•
correct stuwen.
•
Hieronder wordt de juiste werkwijze beschreven vanuit het perspectief dat de
persoon zelf de vingerprik uitvoert oftewel vanuit het perspectief van een zelftest.
Vanzelfsprekend gelden deze instructies ook wanneer een vingerprik door iemand
anders wordt gezet.
4.1 Warme, goed doorbloede vingers
Zo zorgt u voor warme, goed doorbloede vingers:
Houd de handen enkele minuten onder een warme kraan. Droog ze wel goed
•
af, want achtergebleven vocht kan het meetresultaat beïnvloeden.
Warm de handen een minuut rondom een beker hete thee of water, in een
•
warme handdoek, of aan een handenwarmer, zoals een hotpack.
Masseer de vinger zachtjes vanaf de handpalm tot de vingertop.
•
Laat de hand 30 seconden naar beneden hangen.
•
4.2 Schone handen
Schone handen zijn belangrijk omdat zout en voedselrestjes het meetresultaat
kunnen beïnvloeden. Zout kan op de hand komen door bijvoorbeeld transpiratie of
het met de hand eten van zoute voedingsmiddelen. Ook is er een risico op een
verhoogde creatininewaarde na bijvoorbeeld het eten van vlees.
Was de handen goed af.
•
Droog de handen ook goed af. Achtergebleven vocht kan het meetresultaat
•
beïnvloeden
Maak de handen vooral niet schoon met alcohol. Dat ontvet de handen en dan
•
wordt het lastiger om een goede volle druppel aan te brengen op de lab-chip.
Voor een vingerprik meting is het belangrijk de handen goed te wassen, zout en
etensresten kunnen de bepaling negatief beïnvloeden.
23