4.3 De keuze van de juiste prikpen
De keuze van de juiste prikpen wordt beïnvloed door de huiddikte. Bij een dikkere
huid is bijvoorbeeld een langere naald nodig om een goede bloeddruppel te kunnen
verkrijgen.
Bij vaak gebruik kunnen wij de mogelijkheid bieden verschillende prikpennen te
testen met verschillende diepten.
Door te experimenteren met de prikpennen wordt duidelijk welk type prikpen het
beste resultaat oplevert. Ga hierbij als volgt te werk.
Zorg eerst voor warme-, goed doorbloede vingers.
•
Voer een vingerprik uit met de blauwe prikpen. Krijgt u gemakkelijk een goede
•
druppel, dan is dit voor u de juiste keuze. Krijgt u een te kleine druppel probeer
het dan nog een keer door de handen beter te laten doorbloeden of door een
andere priklocatie te kiezen.
Als er bij de prik teveel bloed uit de vinger komt of als de vinger lang blijft
•
nabloeden, dan kunt u een prikpen met een kortere prikdiepte (roze of paarse)
uitproberen. Pak bij twijfel altijd de prikpen die het diepst prikt.
In alle gevallen probeer te voorkomen dat u te veel moet gaan duwen en stuwen om
een druppel te krijgen.
4.4 De juiste priklocatie
Voordat u de vingerprik gaat uitvoeren is het belangrijk na te denken waar u precies
gaat prikken:
in welke hand,
•
in welke vinger,
•
aan welke kant van de vinger.
•
Een goede keuze zal het makkelijker maken een goede prik te zetten en de
bloeddruppel op de vulopening aan te brengen.
4.4.1 Keuze van de hand en vinger
Denk eerst goed na over met welke hand u het beste de bloeddruppel op de
Medimate lab-chip kunt aanbrengen. Oefen de handelingen even uit voordat u de
daadwerkelijke vingerprik uitvoert. Kies bij voorkeur voor de middel- of ringvinger,
maar prik vooral niet in een vinger met een ring! Wanneer meerdere keren achter
elkaar een vingerprikmeting moet worden uitgevoerd, is het verstandig zo veel
mogelijk verschillende vingers te gebruiken.
24