1.
Selecteer de maaihoogte waarop de
maai-eenheden zijn ingesteld.
2.
Kies de rijsnelheid die het meest geschikt is voor
de maaiomstandigheden.
1. Afstelling van messenkooi met 8 messen
2. Afstelling van messenkooi met 11 messen
4.
Om het toerental in te stellen, draait u aan de
knop
(Figuur
33) tot de wijzer de gewenste
instelling aangeeft.
Figuur 33
1. Knop voor de toerentalregeling van de messenkooien
Opmerking:
Het toerental van de
messenkooien kan worden verhoogd of verlaagd
3.
Raadpleeg de tabel op de sticker met
messenkooitoerentallen
juiste messenkooitoerental te bepalen.
Figuur 32
3. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de
afstelling van de messenkooi.
om veranderingen in de gazonomstandigheden
te compenseren. Als u grasvangers gebruikt,
moet u het messenkooitoerental verhogen voor
betere grasvangprestaties.
Tegendruk van hefarmen
afstellen
U kunt de tegendruk op de hefarmen van de achterste
maai-eenheid afstellen om de machine aan te passen
voor verschillende gazonomstandigheden en ervoor
te zorgen dat de maaihoogte constant blijft in zware
omstandigheden of op terrein waar een viltlaag is
ontstaan.
U kunt elke tegendrukveer instellen op vier
verschillende standen. Elke stand verhoogt of
verlaagt de tegendruk op het maaidek met 1,4 kg
ten opzichte van de vorige stand. De veren kunnen
worden geplaatst op de achterkant van de eerste
g020259
actuator van de veer om alle tegendruk op te heffen
(vierde stand).
1.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak,
laat de maaidekken neer, zet de motor af, stel de
parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje
uit het contact
29
(Figuur
32) om het
decal121-7884