GEVAAR
Een te lage bandenspanning vermindert
de stabiliteit van de machine op hellingen.
Hierdoor kan de machine omkantelen,
waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan
ontstaan.
Pomp de banden niet te zacht op.
De wielmoeren aandraaien
Onderhoudsinterval: Na het eerste bedrijfsuur
Na de eerste 10 bedrijfsuren
Om de 200 bedrijfsuren
Haal de wielmoeren aan met 61 tot 88 N·m.
WAARSCHUWING
Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie
hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
Zorg dat de wielmoeren met de juiste torsie
zijn aangedraaid.
De parkeerrem controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
1.
Start de motor, breng de maai-eenheden
omhoog, zet de parkeerrem vrij en rijd de
machine naar een open, vlak terrein.
2.
Stel de parkeerrem in werking
Figuur 30
3.
Trap het tractiepedaal in om vooruit te rijden.
Opmerking:
Indien de machine vooruitrijdt
met de parkeerrem ingeschakeld, moet u de
parkeerrem afstellen; zie
(bladz.
46).
Opmerking:
Indien u vooruitrijdt met de
machine terwijl de parkeerrem ingeschakeld is,
zal de motor worden uitgeschakeld.
(Figuur
30).
g332418
Parkeerrem afstellen
4.
Indien u de parkeerrem hebt afgesteld, herhaalt
u stap
2
en 3.
Opmerking:
terwijl de parkeerrem ingeschakeld is:
voer onderhoudwerkzaamheden uit aan de
parkeerremmen, controleer de linker en rechter
remkoppeling op beschadiging en controleer het
draaipunt van de remhendel op beschadiging;
zie
Onderhoud van de parkeerremmen (bladz.
46).
5.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurdersstoel verlaat.
Bestuurdersstoel instellen
De bestuurdersstoel verstellen
U kunt de stoel naar voren en naar achteren
verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn
dat u de machine het best kunt bedienen en dat u
comfortabel zit
1.
Om de bestuurdersstoel in te stellen, moet u
de instelhendel zijwaarts bewegen. Hiermee
ontgrendelt u de stoel
2.
Verschuif de stoel in de gewenste positie en laat
de hendel los om de stoel te vergrendelen in zijn
positie.
De stoelophanging verstellen
De stoel kan worden versteld zodat u prettig en
comfortabel kunt rijden. Zet de stoel in een stand die
voor u het meest comfortabel is.
Om de stoel te verstellen, draait u de knop in een van
beide richtingen om de meest comfortabele positie
te verkrijgen
(Figuur
De rugleuning verstellen
De rugleuning kan worden versteld zodat u kunt rijden
in een comfortabele stand. Zet de rugleuning in een
stand die voor u het meest comfortabel is.
Om te verstellen, draait u de knop onder de rechter
armsteun in een van beide richtingen om de meest
comfortabele positie te verkrijgen
De armsteunen verstellen
De armsteunen kunnen worden versteld zodat u
comfortabel kunt rijden. Zet de armsteunen in een
stand die voor u het meest comfortabel is.
27
Indien de machine vooruitrijdt
(Figuur
31).
31).
(Figuur
31).