Bediening en werking
1
2
Procedure
Stap
1
2
i
7.4
Motor starten
Startopties
De motor is standaard uitgerust met een handmatige startvoorziening. Als
optie kan een elektrische startvoorziening worden ingebouwd.
De motor – indien mogelijk – door hem los te koppelen scheiden van het aan
te drijven apparaat. Apparaat altijd op nullast schakelen.
Veiligheidsinstructies
46
Toerenverstelhendel
Stophendel (optie)
Activiteit
Afhankelijk van de mogelijkheden of eisen de toerenver-
stelhendel (1) ofwel in de stand "1/2" of in de stand
"START" zetten.
Ervoor zorgen dat de stophendel (2) in de werkstand
"START" staat.
Let op:
Afhankelijk van de versie kan de stophendel ook elek-
trisch worden bediend. (Voor nadere details, zie para-
graaf 7.4.3 Motor starten met de elektrische startvoor-
ziening, pagina 51).
AANWIJZING
Een laag ingesteld toerental veroorzaakt weinig rook bij de start.
GEVAAR
Levensgevaar als gevolg van het inademen van uitlaatgas-
sen.
In gesloten of slecht geventileerde ruimten kunnen de giftige uit-
laatgassen van de motor leiden tot bewusteloosheid en zelfs tot
de dood.
▪
Apparaat nooit gebruiken in gesloten of slecht geventileerde
ruimten.
▪
Uitlaatgassen niet inademen.
Handleiding
1D41, 1D42, 1D50, 1D81, 1D90
HATZ