1D41, 1D42, 1D50, 1D81, 1D90
Procedure – Motor starten met de elektrische startvoorziening
i
i
Stap
1
2
3
4
5
HATZ
AANWIJZING
▪
Max. 30 seconden starten. Als de motor dan nog niet draait,
contactsleutel terugdraaien in de stand "0" en oorzaak ver-
helpen (zie paragraaf 9.1 Storingen zoeken en verhelpen,
pagina 95).
▪
Voorafgaand aan elke nieuwe startpoging de contactsleutel
terugdraaien in de stand "0".
▪
De herhalingsblokkade in het contactslot voorkomt dat de
startmotor wordt ingeschakeld terwijl de motor draait en
daardoor beschadigd kan raken.
AANWIJZING
De startmotorbeveiliging voorkomt dat de startmotor inkoppelt
als de motor loopt en daardoor beschadigd kan raken.
▪
De startmotorbeveiliging is vereist als de bediener vanaf het
contactslot niet kan zien of de motor nog draait of al stil-
staat.
▪
In de versie met startmotorbeveiliging moet na een mislukte
start of nadat de motor is uitgeschakeld de contactsleutel
ten minste 8 seconden worden teruggedraaid in de stand 0,
om een nieuwe start mogelijk te maken.
Activiteit
Toerentalverstelling controleren (zie paragraaf 7.3.3 Toerental-
verstelling instellen, pagina 45).
Beschermende kap (1) verwijderen van het contactslot.
Contactsleutel erin steken tot aan de aanslag en in de stand "I"
draaien.
Als het voorgloeilampje (3) brandt, wachten totdat het uitgaat en
vervolgens verdergaan met stap 4.
Contactsleutel in de stand "II" draaien.
Zodra de motor loopt, contactsleutel loslaten.
▪ De contactsleutel veert vanzelf terug naar de stand "I" en blijft
tijdens de werking in deze stand staan.
▪ De laadcontrole (7) en het lampje voor de oliedruk (6) gaan
uit.
▪ Het lampje In werking (8) gaat aan en signaleert dat er geen
motorstoring is opgetreden.
Handleiding
Bediening en werking
53