1D41, 1D42, 1D50, 1D81, 1D90
Stap
2
3
4
5
7.7
Brandstof tanken
Veiligheidsinstructies
HATZ
Activiteit
Oliereservoir (2) verwijderen.
Controle op verontreiniging.
Als het opgehoopte vuil ongeveer de halve hoogte van de olie-
vulling heeft bereikt of de olie dik is geworden, het natte luchtfil-
ter reinigen (zie paragraaf 8.2.6 Nat luchtfilter (optie) reinigen,
pagina 79).
Anders het oliepeil controleren en indien nodig tot aan de merk-
streep (4) bijvullen met motorolie.
Oliereservoir monteren, daarbij letten op juiste plaatsing van de
afdichtring (3) en op vastzitten van de spansluitingen (1).
GEVAAR
Brandgevaar als gevolg van brandstof.
Gelekte of gemorste brandstof kan ontbranden door hete delen
van de motor en ernstig brandletsel veroorzaken.
▪
Alleen tanken met de motor uit.
▪
Nooit tanken in de buurt van open vuur of van vonken.
▪
Niet roken.
▪
Brandstof niet morsen.
VOORZICHTIG
Gevaar voor verontreiniging van het milieu als gevolg van
gemorste brandstof.
Brandstoftank niet te vol tanken en geen brandstof morsen.
▪
Uitlopende brandstof opvangen en verwijderen volgens de
plaatselijke milieuvoorschriften.
VOORZICHTIG
Motorschade als gevolg van brandstof van slechte kwaliteit.
Gebruik van brandstof die niet voldoet aan de genoemde speci-
ficaties, kan motorschade veroorzaken.
▪
Alleen brandstof volgens paragraaf 4.5 Brandstof, pagina 29
gebruiken.
▪
Gebruik van brandstoffen met afwijkende specificatie alleen
na voorafgaande toestemming van Motorenfabrik HATZ
(hoofdkantoor).
Handleiding
Bediening en werking
61