TX/RX Eindgeluid
Deze instelling wordt gebruikt om het geluidspatroon
te selecteren dat het einde van een verzending of
ontvangst aangeeft.
U kunt kiezen uit "Patroon 1", "Patroon 2" en "Patroon 3".
Voordat u op de [OK] toets drukt om uw selectie op te
slaan, kunt u op de
toets drukken om het
geselecteerde patroon te beluisteren.
Einde geluidleng
Deze instelling wordt gebruikt om de lengte (duur) van
het eindgeluid te selecteren (in seconden). U kunt kiezen
uit "2,0 sec.", "2,5sec.", "3,0sec.", "3,5sec." en "4,0sec.".
Normaal gesproken is "3,0sec." geselecteerd.
Activeringsmode
(Alleen wanneer er een extra telefoon is
geïnstalleerd)
Wanneer een oproep wordt ontvangen op een extra
telefoon die op de machine is aangesloten, kan de
faxontvangst worden geactiveerd door een nummer in
te voeren en tweemaal op
van de telefoon te drukken. Welk nummer dit is, kunt u
zelf bepalen (tussen "0" en "9"). Normaal gesproken is
dit nummer ingesteld op "5".
Een eventueel eerder opgeslagen nummer
Opmerking
wordt automatisch overschreven zodra u
een nieuw nummer opgeeft.
op het toetsenpaneel
PBX Instell.Mode
(Wisselt afhankelijk van land en regio)
Deze instelling wordt gebruikt om faxen standaard
naar de buitenlijn te laten gaan wanneer de machine is
aangesloten op een bedrijfscentrale. Standaard is
deze instelling uitgeschakeld.
Als u deze instelling wilt activeren, schakelt u het
selectievakje voor de PBX-VERBINDING in (vinkje
zichtbaar) en vervolgens selecteert u de methode voor
de verbinding met de buitenlijn door de "Flash" toets of
"ID" toets te kiezen.
Selecteer "Flash" als u verbinding met de buitenlijn
maakt met een registeroproep. Selecteer "ID" als u
een nummer moet kiezen om een buitenlijn te krijgen.
Als u "ID" selecteert, voer dan het nummer in dat moet
worden gekozen om een buitenlijn te krijgen (drie
cijfers maximaal). Het nummer wordt ingevoerd door
het invoervak te selecteren voor elk van de cijfers en
met [ ] of [ ] het cijfer in te voeren in elk vak. Begin
bij het vak aan de linkerkant. In het vak aan de
linkerkant kunt u een cijfer van 0 tot en met 9 invoeren.
In het vakken in het midden en het vak rechts kunt u
de cijfers 0 tot en met 9 en "-" invoeren. Als u voor uw
buitenlijn twee cijfers moet kiezen, voer dan rechts een
streepje "-" in. Als u voor uw buitenlijn één cijfer moet
kiezen, voer dan in het midden en rechts een streepje
"-" in.
Wanneer PBX-VERBINDING is ingeschakeld, wordt
de "R" toets weergegeven in het basisscherm van de
faxmodus. Deze toets kan worden geselecteerd om
naar de faxverzending te gaan binnen uw PBX. Als het
nummer dat u in deze schermen opslaat binnen uw
PBX valt, selecteer dan "R" voordat u het nummer
invoert. Uw fax gaat dan automatisch naar de PBX
wanneer het nummer wordt gekozen.
De "R" toets is niet beschikbaar in
Opmerking
Groot-Brittannië, België en Nederland.
Uitschakelen Fax Vasthoud Modus
Deze instelling wordt gebruikt om de functie voor het
vasthouden van faxen uit te schakelen,
waarmee faxen in het geheugen blijven staan in plaats
van ze af te drukken zodra ze worden ontvangen.
(p.97)
Normaal gesproken worden faxafdrukken niet
vastgehouden.
•
De instelling (faxen vasthouden uitgeschakeld) is
ingeschakeld er wordt een vinkje weergegeven in
het selectievakje.
•
Als u deze procedure uitvoert wanneer de instelling
actief is, verdwijnt het selectievakje en is de
instelling niet langer actief (faxen vasthouden
ingeschakeld).
185
SYSTEEMINSTELLINGEN