2
KOPIEERFUNCTIES
Dit hoofdstuk geeft uitleg over het gebruik van de kopieerfuncties.
NORMAAL KOPIËREN
Dit gedeelte geeft uitleg over het maken van een gewone kopie.
Als "Gebruikersauthenticatie" is ingeschakeld (p.178), voer dan uw accountnummer van vijf cijfers in.
1
Zorg ervoor dat op het bedieningspaneel het kopieerscherm te zien is.
2
Plaats het origineel op de glasplaat of in de automatische origineelinvoer.
Zie "Plaats het origineel op de glasplaat." (p.27)" of "Plaats het origineel in de automatische origineelinvoer."
(p.27) voor het plaatsen van het origineel.
Zie "FORMAAT ORIGINEEL SELECTEREN" (p.29) voor het bepalen van het formaat van het origineel.
3
Geef de kopieerinstellingen op voor elke functie.
Zie "KOPIE DONKERDER OF LICHTER MAKEN" (p.28) tot pagina "VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT
MAKEN (Onderdruk BG (achtergrond))" (p.36) voor de functies en instellingen.
4
Stel het aantal kopieën in met de cijfertoetsen.
5
Druk op de [KLEUR START] toets als u een kleurenkopie wilt maken. Druk op de
[ZWART-WIT START] toets als u een zwart-witkopie wilt maken.
• Ongeveer één minuut nadat het kopiëren is afgelopen, wordt "Auto wissen" (p.179) geactiveerd en springen
Opmerking
Opmerking
de kopieerinstellingen terug op de standaardinstellingen. De instellingen voor "Auto wissen" kunnen in de
systeeminstellingen worden gewijzigd.
• Tijdens het selecteren van kopieerinstellingen kunt u op de [CA] toets drukken als u de instellingen wilt
annuleren.
• Druk op de [STOP] toets (
om het origineel uit de origineelinvoerlade te halen, open dan eerst de klep van de invoerrol voordat u het
origineel verwijdert. Als u het origineel naar buiten trekt zonder de klep van de invoerrol te openen, kan het
origineel vies worden.
Als de machine niet in de kopieermodus staat, druk dan op de
[KOPIE] toets (
) als u halverwege een taak wilt stoppen met kopiëren. Als u het moeilijk vindt
26
).