2.2
Op de dieplader rijden
Ervoor zorgen dat er zich geen personen in de gevarenzone bevinden bij het laden.
- Op de werksnelheid (schildpad) en met een laag motortoerental op de dieplader rij-
den.
- De balk omlaag zetten op de dieplader, er kanthouten onder leggen.
- De machine uitschakelen.
- De kap over het bedieningspaneel plaatsen en borgen.
- Cabinedak omlaag klappen:
- Vergrendelbouten verwijderen en het dak in het midden van het raamwerk naar
achteren trekken. In de omlaag-stand weer borgen met de bouten.
- Machine bevestigen op de dieplader:
- Uitsluitend geschikte en goedge
keurde aanslagmiddelen gebruiken.
- De vier bevestigingspunten (1,2) ge-
bruiken.
- De uitlaatverlengpijp laten afkoelen,
verwijderen en opbergen.
2.3
Na het transport
- Aanslagmiddelen verwijderen.
- Cabinedak omhoogklappen: vergren-
delbouten verwijderen, dak naar voren
en omhoogduwen en weer vergrende-
len.
- Eventueel verwijderde overkapping
weer aanbrengen.
- De balk omhoogzetten in de transport-
stand en vergrendelen.
- Motor starten en met een laag motor-
toerental/lage snelheid van de diepla-
der rijden.
- De machine op een veilige plaats zet-
ten, de balk omlaagzetten en de motor uitzetten.
- De sleutel uit het contact trekken en/of het bedieningspaneel afdekken met de kap
en beveiligen.
2
1
DF135C.TIF/Grundschnecke.wmf
2
2
C 3