Reiniging
De cabine reinigen
Belangrijk:
Wees voorzichting in de buurt van
de afdichtingen en verlichting van de cabine
(Figuur
59). Als u een hogedrukreiniger gebruikt,
hou de spuitstok dan minstens 0,6 m van de
machine vandaan. Richt de hogedrukreiniger niet
rechtstreeks op de afdichtingen en verlichting
van de cabine of onder de overhang aan de
achterzijde.
1
Figuur 59
1. Afdichting
2. Verlichting
Afvalverwijdering
Motorolie, accu's, hydraulische vloeistof en
motorkoelvloeistof verontreinigen het milieu. Verwijder
deze stoffen volgens de plaatselijke voorschriften.
2
3
4
G034330
g034330
3. Breng de spuitstok niet
dichter dan 0,6 m.
4. Richt de hogedrukreiniger
niet onder de overhang
aan de achterzijde.
Stalling
Onderhoud van de motor
1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de
aftapplug weer terug.
2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats
een nieuw filter.
3. Vul de motor met ongeveer 3,8 liter van de
aanbevolen motorolie; zie
en filter vervangen (bladz.
4. Start de motor en laat deze 2 minuten stationair
lopen.
5. Tap de dieselbrandstof af uit de brandstoftank,
de brandstofleidingen, de pomp, het filter en
de waterafscheider. Spoel de brandstoftank
om met schone dieselbrandstof en sluit alle
brandstofleidingen aan.
6. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt
gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt.
7. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met
weerbestendige afplakband.
8. Controleer de olievuldop en de tankdop om er
zeker van te zijn dat deze goed vastzitten.
Onderhoud van de machine
1. Reinig de machine, het werktuig en de motor
grondig en let daarbij speciaal op de volgende
punten:
•
Radiateur en radiateurscherm
•
Onder het werktuig
•
Onder de kappen van het werktuig
•
Aftakas
•
Alle smeernippels en draaipunten
•
Achter het bedieningspaneel en in de
bedieningskast
•
Ruimte onder de stoelplaat en de bovenkant
van de transmissie
2. Controleer de bandenspanning, stel deze indien
nodig bij, zie
Bandenspanning controleren
(bladz.
47).
3. Verwijder, slijp en balanceer de messen van
het maaidek. Monteer de messen en draai de
bevestigingen van de messen vast met een
torsie van 115 tot 149 N∙m.
4. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet
ze vast indien nodig.
5. Smeer of olie alle smeernippels, draaipunten
en de pennen van de omloopklep van de
transmissie. Neem overtollig vet op.
56
Motorolie verversen
42).