3. Draai het contactsleuteltje op U
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u
de bedieningspositie verlaat.
4. Verwijder het sleuteltje voordat u de machine
vervoert of opslaat.
Belangrijk:
Verwijder het sleuteltje; de
brandstofpomp of accessoires kunnen
immers in werking blijven, waardoor de accu
kan ontladen.
Met de machine rijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut).
Zet de gashendel op S
verkrijgen. Zet de gashendel tijdens het maaien altijd
op S
.
NEL
De machine stoppen
Om de machine te stoppen, laat u het tractiepedaal
naar de
NEUTRAALSTAND
Stel altijd de parkeerrem in werking als u de machine
verlaat. Verwijder de sleutel uit de contactschakelaar.
Het veiligheidssysteem
VOORZICHTIG
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van
de machine. Dit kan lichamelijk letsel
veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van
de interlockschakelaars en vervang
beschadigde schakelaars voordat u de
machine weer in gebruik neemt.
Werking van het veiligheidssys-
teem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de
motor alleen mogelijk te maken wanneer:
•
de bestuurder op de stoel zit of de parkeerrem in
werking is gesteld;
•
de aftakas is uitgeschakeld;
•
het tractiepedaal zich in de
bevindt;
•
de motortemperatuur beneden de maximale
bedrijfstemperatuur is.
(Figuur
IT
om de beste prestaties te
NEL
komen.
NEUTRAALSTAND
20).
Het veiligheidssysteem zorgt er ook voor dat de motor
wordt gestopt wanneer u de tractiehendels uit de
NEUTRAALSTAND
gesteld. Als u opstaat van de stoel terwijl de aftakas
is ingeschakeld, zal de motor na 1 seconde afslaan.
Het veiligheidssysteem testen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder
wordt beschreven, moet u het direct laten repareren
door een erkende servicedealer.
1. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in
werking en schakel de aftakas
motor te starten; de motor mag nu niet gaan
draaien.
2. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem
in werking, schakel de aftakas U
tractiepedaal in. Probeer de motor te starten; de
motor mag nu niet gaan draaien.
3. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de
parkeerrem in werking, schakel de aftakas U
en laat het tractiepedaal naar de
komen. Start de motor. Als de motor loopt,
moet u de parkeerrem vrijzetten en de
aftakas inschakelen. Kom iets overeind uit
de bestuurdersstoel. De motor moet binnen
2 seconden afslaan.
4. Verlaat de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem
in werking, schakel de aftakas U
tractiepedaal in
het tractiepedaal in terwijl de motor loopt; de
motor moet binnen 2 seconden afslaan.
5. Verlaat de bestuurdersstoel, schakel de
parkeerrem uit, schakel de aftakas U
laat het tractiepedaal naar de
komen. Probeer de motor te starten; de motor
mag nu niet gaan draaien.
Werking van het
diagnoselampje
De machine is uitgerust met een diagnoselampje dat
aangeeft dat het elektronische besturingssysteem een
elektronische storing registreert. Het diagnoselampje
bevindt zich op de bedieningspaneel
21). Als het elektronische besturingssysteem
correct functioneert en het contactsleuteltje in
de stand A
AN
het besturingssysteem 3 seconden branden en
daarna doven om aan te geven dat het lampje
naar behoren werkt. Als de motor afslaat, blijft het
lampje onafgebroken branden totdat het sleuteltje in
een andere stand wordt gedraaid. Het lampje gaat
knipperen als het besturingssysteem een elektrische
27
zet terwijl de parkeerrem in werking is
. Start de motor. Druk
NEUTRAAL
NEUTRAALSTAND
staat, zal het diagnoselampje van
. Probeer de
IN
en trap het
IT
IT
NEUTRAALSTAND
en zet het
IT
en
IT
(Figuur