Bedieningsinstructies
U kunt kiezen uit 12 standaardbochten en de bocht naderhand aanpassen.
Maak bij voorkeur geen scherpe bochten in zwaar vervuilde ruimtes (minder
vermogen).
4.
Druk op [
] totdat de meest geschikte standaard bocht wordt
weergegeven, of druk op [ESC] om naar het vorige scherm te gaan.
5.
Selecteer een van de standaard bochten met de speciale
softkey (pagina 4‑17).
6.
Als u de bocht wilt aanpassen, druk dan op [
te selecteren.
7.
Als u het voertuig achteruit wilt laten rijden voordat u een bocht maakt:
1.
Druk op de softkey [>] om Terug te selecteren.
Druk op [
2.
8.
Als u de radius van een bocht wilt wijzigen:
1.
Druk op de softkey [>] om Radius te selecteren.
2.
Druk op [
9.
Druk op [START/STOP] om te starten.
Als de bocht niet exact zo uitkomt als gepland, wijzigt u de positie (zie de
volgende stap). Dit is vooral belangrijk als de hoek 90 of 180 graden links of
rechts is.
10.
Druk op softkey [MAN] om de positie te wijzigen.
1.
Druk op softkey om naar links te gaan, of op om naar rechts te
gaan.
2.
Druk op [ESC] om te bevestigen en een niveau omhoog te
gaan.
11.
Druk op de softkey [Save].
6.7.1.4 Volg een muur of hek op een bepaalde afstand (Ultrasound)
Programmeer Ultrasound L niet als de muur meer dan 2 meter verwijderd is.
1.
Selecteer het menu Ultrasound L en druk op[
2.
Lees de werkelijke afstand tot de muur (UltraDst) af van de display.
3.
Druk op [
] of [
selecteren (ULTRADST).
4.
Druk op [START/STOP] om te starten.
5.
Als de Discovery een botspunt nadert (ca. 30 cm), druk dan op [
om soepel snelheid te minderen.
6.
Druk op [START/STOP] om de Discovery onmiddellijk te stoppen.
] of [
] om de achteruitrijdafstand te selecteren.
] of [
] om de radius te wijzigen.
] om de vereiste afstand tot de muur te
] of [
] om de hoek
]
]
6-19