8 Configuratie
Afgiftesysteem
Instelpuntbereik
ruimteverwarming
Hoofdzone
[9‑01]~[9‑00]
0: Vloerverwarming Maximum 55°C
1: Ventilo-
Maximum 55°C
convector
2: Radiator
Maximum 65°C
OPMERKING
Het maximale instelpunt voor ruimteverwarming hangt af
van het type afgever zoals te zien is in bovenstaande
tabel. Als er 2 watertemperatuurzones zijn, is het maximale
instelpunt het hoogste van de 2 zones.
VOORZICHTIG
Als er 2 zones zijn, is het belangrijk dat de zone met de
laagste watertemperatuur geconfigureerd is als de primaire
zone en de zone met de hoogste watertemperatuur is
geconfigureerd als de secundaire zone. Het systeem niet
op deze manier configureren, kan schade aan de
warmteafgevers veroorzaken.
VOORZICHTIG
Als er 2 zones zijn en de afgevertypes onjuist zijn
geconfigureerd, kan er water met een hoge temperatuur
naar een afgever met lage temperatuur (vloerverwarming)
worden gestuurd. Om dit te vermijden doet u het volgende:
▪ Installeer een aquastat-/thermostaatklep om te hoge
temperaturen naar een lage temperatuur-afgever te
voorkomen.
▪ Zorg dat u de afgevertypes voor de primaire zone [2.7]
en voor de secundaire zone [3.7] correct instelt in
overeenstemming met de aangesloten afgever.
INFORMATIE
Afhankelijk van de doel-delta T zal de gemiddelde
afgiftetemperatuur
variëren.
gemiddelde afgiftetemperatuur door een hogere doel-delta
T tegen te gaan, kan het aanvoerwater-instelpunt (vast of
weersafhankelijk) worden aangepast.
Instelpuntbereik
U kunt het bereik van de aanvoerwatertemperatuur voor de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone begrenzen. Deze instelling dient om
een verkeerde aanvoerwatertemperatuur (nl. te warm of te koud) te
voorkomen. Daarom kunnen de beschikbare bereiken voor de
gewenste verwarmingstemperaturen en gewenste koeltemperaturen
geconfigureerd worden.
OPMERKING
Voor de vloerverwarming is het belangrijk de volgende
temperaturen te beperken:
▪ de
maximumaanvoerwatertemperatuur
verwarming
volgens
vloerverwarmingsinstallatie.
▪ de minimumaanvoerwatertemperatuur tijdens koeling
tot 18~20°C om geen condensatie op de vloer te
hebben.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
60
Doel-delta T bij
verwarming [1‑0B]
Variabele (zie [2.B])
Variabele (zie [2.B])
Vast 10°C
Om
het
effect
op
de
tijdens
de
specificaties
van
de
OPMERKING
▪ Wanneer
de
aanvoerwatertemperaturen aangepast worden, moeten
ook
alle
gewenste
aangepast worden, zodat ze binnen de grenswaarden
blijven.
▪ Zorg steeds voor een evenwicht tussen de gewenste
aanvoerwatertemperatuur
kamertemperatuur en/of de capaciteit (in functie van de
kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers). De
gewenste aanvoerwatertemperatuur is het resultaat
van verschillende instellingen (voorgeprogrammeerde
waarden,
omschakelwaarden,
curven, aanpassing). Bijgevolg kunnen te hoge of te
lage aanvoerwatertemperaturen overtemperaturen of
gebrek aan capaciteit veroorzaken. Door het bereik van
de
aanvoerwatertemperaturen
geschikte waarden (afhankelijk van de warmteafgever)
kunnen dergelijke situaties vermeden worden.
Voorbeeld: Stel de minimumaanvoerwatertemperatuur in op 28°C
om te vermijden dat de kamer NIET opgewarmd kan worden:
aanvoerwatertemperaturen MOETEN voldoende hoger zijn dan de
kamertemperaturen (in verwarming).
#
Code
Het bereik van de aanvoerwatertemperaturen van de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone (= de
aanvoerwatertemperatuurzone met de laagste
aanvoerwatertemperatuur voor verwarming en de hoogste
aanvoerwatertemperatuur voor koeling)
[2.8.1]
[9-01]
Minimum instelpunt verwarming
15°C~37°C
[2.8.2]
[9-00]
Maximum instelpunt verwarming
▪ [2‑0C]=2 (type afgever primaire zone =
radiator)
37°C~60°C
▪ Anders: 37°C~55°C
[2.8.3]
[9-02]
Minimum instelpunt koeling
5°C~18°C
[2.8.4]
[9-03]
Maximum instelpunt koeling
18°C~22°C
Bediening
Bepaalt hoe de werking van de unit wordt geregeld. Er zijn 3
mogelijkheden:
Regeling
Vertrekwater
De unit werkt op basis van de
aanvoerwatertemperatuur, ongeacht de
werkelijke kamertemperatuur en/of de vraag
om de kamer te verwarmen of af te koelen.
Externe
De unit werkt op basis van de externe
kamerthermostaa
thermostaat of soortgelijk (bijv.
warmtepompconvector).
t
Kamerthermostaa
De unit werkt op basis van de
t
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface die wordt gebruikt als
kamerthermostaat.
ERGA04~08DAV3(A) + EHVH/X04+08S18+23DA + EHVH/
bereiken
voor
de
aanvoerwatertemperaturen
met
de
gewenste
weersafhankelijke
te
beperken
tot
Beschrijving
Bij deze regeling...
X04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495248-1B – 2019.06