5. Buitentemperatuursensor (hoofdstuk 7.10.2) en eventueel ka-
mertemperatuurgestuurde regelaar monteren.
6. CAN-BUS-kabels tussen buiteneenheid en binneneenheid aanslui-
ten (hoofdstuk 8.1).
7. Eventuele toebehoren monteren (mengermodule, solarmodule, en-
zovoort).
8. Indien nodig EMS 2 BUS-kabel op toebehoren aansluiten
(hoofdstuk 8.2).
9. Boiler vullen en ontluchten.
10. voor de bedrijfsstart de cv-installatie vullen en ontluchten
(hoofdstuk 9.3.1 of hoofdstuk 10.3.1).
11.CV-installatie op het elektriciteitsnet aansluiten (hoofdstuk 8).
12. CV-installatie in bedrijf stellen. Daarvoor de benodigde instellingen
via de bedieningseenheid uitvoeren (handleiding bedieningseen-
heid).
13.CV-installatie ontluchten (hoofdstuk 11).
14.Controleer of alle sensoren correcte waarden weergeven
(hoofdstuk 14).
15.Deeltjesfilter controleren en reinigen (hoofdstuk 14).
16. Werking van de cv-installatie na de bedrijfsstart controleren
(hoofdstuk 12).
7.6
Isolatie
Alle warmtetransporterende leidingen moeten van een geschikte warm-
te-isolatie conform de geldende voorschriften worden voorzien.
OPMERKING: Materiële schade door vorst!
Bij stroomuitval kan het water in de leidingen bevriezen.
▶ Alle warmtetransporterende leidingen moeten van
een geschikte warmte-isolatie conform de geldende
voorschriften worden voorzien.
Bij koelbedrijf moeten alle aansluitingen en leidingen conform de gel-
dende voorschriften van een voor koeling geschikte isolatie worden
voorzien.
7.7
Hoogrendement-circulatiepomp voor warmtegelei-
der (PC0)
De warmtedragercirculatiepomp PC0 (in AWES/AWBS geïntegreerd)
beschikt over een PWM-regeling (toerentalgestuurd). De pompinstellin-
gen worden op de bedieningseenheid van de binneneenheid overeen-
komstig de betreffende cv-installatie uitgevoerd ( handleiding
bedieningseenheid).
De pompsnelheid wordt automatisch ingesteld, zodat een optimaal be-
drijf wordt gerealiseerd.
7.8
Circulatiepomp voor cv-installatie (PC1)
Afhankelijk van de configuratie van de cv-installatie is
een cv-pomp nodig, die conform de eisen aan debiet en
drukverlies wordt geselecteerd.
PC1 moet altijd overeenkomstig het elektrische schakel-
schema op de installatiemodule van de binneneenheid
worden aangesloten.
Maximale last aan de relaisuitgang van de circulatiepomp
PC1: 2 A, cos> 0,4. Bij hogere belasting montage van
een tussenrelais.
Compress 3000 – 6 720 822 308 (2017/11)
7.9
Bypass naar cv-installatie
PC1
1
2
3
PC0
SC1
Afb. 5
Binneneenheid met cv-circuit en bypass
[1]
Bypass ( afb. 7) ( [1] tab. 11)
[2]
Aanvoer leidingdiameter ( [2] tab. 11)
[3]
Retour leidingdiameter ( [3] tab. 11)
1
2
3
M
Afb. 6
Binneneenheid met cv-circuit en warmwaterbereiding
[1]
Bypass ( afb. 7) ( [1] tab. 11)
[2]
Aanvoer leidingdiameter ( [2] tab. 11)
[3]
Retour leidingdiameter ( [3] tab. 11)
L
Afb. 7
Bypass detailaanzicht ( [1] [AWES/AWBS] afb. 5 en 6)
[L]
Minimale bypass-lengte
[D]
Doorlaat
Algemene installatiehandleiding
T
T
6 720 814 476-12.1I
T
PC1
T
PC0
SC1
6 720 814 476-13.1I
D
6 720 810 933-12.3T
13