Figuur 53
1. Mes
Maaimessen monteren
Belangrijk: De vleugel van het mes moet omhoog
wijzen, naar de binnenkant van de maaimachine om een
goede maaikwaliteit te garanderen (Figuur 53).
1. Monteer het mes, de klemring en de mesbout op de
as (Figuur 53).
2. Draai de mesbout vast met een torsie van 115-140 Nm.
De maaikwaliteit verbeteren
Als 1 maaimes lager maait dan het andere, moet u dit als
volgt corrigeren:
Opmerking: Bij deze procedures is de bandenspanning
uiterst belangrijk. Controleer of alle banden de juiste spanning
hebben.
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn
gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Maak de bougiekabel(s) los van de bougie(s).
4. Pomp de banden op de voorgeschreven spanning; zie
Onderhoud aandrijfsysteem (bladz. 28).
5. Controleer of de messen en assen niet krom of
verbogen zijn. Zie Controle op kromme messen (bladz.
40).
6. Stel de machine in op een maaihoogte van 101,6 mm.
Zie Maaihoogte instellen (bladz. 18).
7. Voer de stappen in de volgende onderdelen uit: Het
frame afstellen (bladz. 41), De schuinstand van
het maaidek controleren (bladz. 42), en Maaidek
horizontaal stellen (bladz. 43).
Het frame afstellen
Positie van draagframe t.o.v. maaidek
controleren
Opmerking: Als gevolg van een foute uitlijning kan de
drijfriem van de aftakas overmatig slijten.
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn
gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
2. Mesbalans
3. Plaats een lange richtliniaal op de bovenkant van het
maaidek zoals wordt getoond in Figuur 54.
4. Meet bij de dwarsbuis van het draagframe de hoogte
van punt A (Figuur 54).
Opmerking: Deze hoogte moet 33 mm bedragen,
plus of minus 6 mm.
5. Als de hoogte bij punt A niet correct is, moet deze
worden afgesteld.
6. Draai de bevestigingsbouten van het draagframe aan
beide kanten van de machine los (Figuur 54).
7. Lijn het draagframe en het maaidek zodanig uit dat
de hoogte bij punt A 33 mm bedraagt, plus of minus
6 mm (Figuur 54).
8. Draai de bevestigingsbouten van het draagframe aan
beide kanten van de machine vast.
1. Draagframe
2. Bovenkant van maaidek
3. Bevestigingsbouten van
draagframe
Hoogte van maaidek controleren
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn
gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Pomp de banden op de voorgeschreven spanning; zie
Onderhoud aandrijfsysteem (bladz. 28).
4. Meet de hoogte van het maaidek bij punt A (Figuur 55).
5. Meet de hoogte van het maaidek bij punt B (Figuur 55).
41
Figuur 54
4. Punt A, 33 mm plus of
minus 6 mm
5. Richtliniaal
6. Dwarsbuis van
draagframe