Installatie hybride set met box, binnen en buiten het gebouw
5.13.5 Aansluiting BUS-verbinding en temperatuursensor (laags-
panningszijde: ≤ 24 V)
Bij de laagspanningszijde gaat het om een SELV-circuit dat niet is ge-
aard. De BUS- en sensorkabels moeten daarom een diëlektrische sterkte
van min. 500 V AC (1 minuut) ten opzichte van de aarde hebben.
Een specifieke BUS-kabel [bijv. LIYCY (twisted pair) 2x2x0,75 mm
voldoet aan deze eis.
Benamingen van de aansluitklemmen
BUS
EMS 1/EMS 2-BUS ingang/uitgang (beveiligd tegen ompolen)
CAN (4-polig) CAN Power, CAN Data (verbinding/communicatie met de buite-
nunit van de warmtepomp)
I1
SG Ready 1
I2
Geen functie
I3
Geen functie
I4
SG Ready 2
MW1
Geen functie
MW2
Geen functie
OEV
Geen functie
LIN
Pomp met LIN-BUS-communicatie
TH1
Geen functie
TH2
Retourtemperatuursensor naar de warmtepomp
CAN (2-polig) Voor software-updates
T1
Buitentemperatuursensor
T0
Sensor open verdeler
TW1
Geen functie
Tabel 2 Aansluitklemmen op de laagspanningszijde (≤ 24 V)
OPMERKING
CAN-BUS
Installatiestoring bij het verwisselen van de CAN Power (12 V) en CAN
Data BUS-aansluitingen! Het communicatiecircuit is niet gedimensio-
neerd voor een constante spanning van 12 V.
▶ Zorg ervoor dat de kabels op de overeenkomstig gemarkeerde aan-
sluitingen van de hybride manager zijn aangesloten ( afbeelding
34).
▶ Om capacitief-inductieve beïnvloedingen te voorkomen: installeer
alle laagspanningskabels van netspanning geleidende kabels afzon-
derlijk (minimale afstand 100 mm).
▶ Leid de kabels door de al vooraf geïnstalleerde tules en sluit ze vol-
gens de aansluitschema's aan.
Wij adviseren om een afgeschermde kabel te gebruiken. De afscherming
mag niet aan beide kanten worden geplaatst, maar voorkomt toch exter-
ne storende invloeden.
▶ Isoleer de afscherming.
BUS-verbinding algemeen (EMS 1/EMS 2)
Maximale totale lengte van de BUS-verbindingen:
2
• 100 m met 0,50 mm
aderdiameter
2
• 300 m met 1,50 mm
aderdiameter
Wanneer de maximale kabellengte van de BUS-verbinding tussen alle
BUS-deelnemers wordt overschreden of in het BUS-systeem een ring-
structuur bestaat, is de inbedrijfstelling van de installatie niet mogelijk.
20
BUS-verbinding MH210 – bedieningseenheid – andere modules
▶ De conventionele warmte-opwekker is via een EMS 1-BUS of via
EMS 2-BUS met de Hybride manager verbonden.
▶ De buitenunit van de warmtepomp is via een CAN-BUS met de Hybri-
de manager verbonden. De kabel is verkrijgbaar als accessoire met
een lengte van 15 en 30 m.
▶ Bij een normale omgeving met weinig externe storende invloeden is
2
]
een afgeschermde kabel niet nodig, maar wordt wel geadviseerd.
▶ Gebruik bij verschillende geleiderdiameters een verdeeldoos voor
het aansluiten van de BUS-deelnemers.
▶ Leid de BUS-deelnemer [B] via de verdeeldoos [A] in de ster
( afbeelding 33, neem de handleiding van de bedieningseenheid
en de andere modules in acht).
2
BUS
B
100 mm
Afb. 33 Verdeeldoos aansluiten
Aansluiten LIN-leiding pomp
De pomp is in de fabriek geheel aangesloten.
Let op bij het vervangen van de pomp:
Stekkerbezetting:
• 1 blauw/grijs
• 2 zwart
• 3 bruin
▶ Aansluitkabel conform de aansluitklembezetting op de betreffende
aansluiting (LIN) aansluiten.
▶ Controleer of de kabel goed zit en klik de stekker vast.
A
2
2
BUS
BUS
B
B
100 mm
CSH5800iAW O – 6721875004 (2024/01)