Minimale volume en uitvoering cv-installatie
Antivriesmiddel
Beschadiging van de warmtewisselaar of storing in de warmtewisselaar
door niet geschikt antivriesmiddel.
Ongeschikte antivriesmiddelen kunnen schade aan de warmtewisselaar
en aan de cv-installatie veroorzaken. Gebruik alleen antivriesmiddel dat
is opgenomen in het document 6720841872, dat door ons goedge-
keurde antivriesmiddelen bevat.
▶ Gebruik antivries alleen conform de specificaties van de fabrikant
van het antivriesmiddel, bijvoorbeeld voor wat betreft de minimale
concentratie.
▶ Houd de voorschriften van de fabrikant van het antivries aan voor wat
betreft de regelmatig uit te voeren controle van de concentratie en
corrigerende maatregelen.
CV-wateradditieven
Beschadiging van de warmtebron en de verwarmingsinstallatie of sto-
ring in de warmteproducent kan worden veroorzaakt door niet geschikte
cv-wateradditieven.
Het gebruik van additieven, bijv. corrosiebeschermingsmiddelen, is al-
leen toegestaan wanneer de fabrikant van het cv-wateradditief de ge-
schiktheid voor alle materialen in de cv-installatie bevestigt.
▶ Gebruik CV-wateradditieven alleen conform de specificaties van de
fabrikant van het additief over concentratie, de regelmatige controle
van de concentratie en corrigerende maatregelen.
CV-wateradditieven, bijvoorbeeld corrosiebeschermingsmiddelen, zijn
alleen bij constante zuurstofbelasting nodig, die door andere maatrege-
len niet kan worden voorkomen.
Afdichtingsmiddelen in cv-water kunnen afzettingen in de warmtebron
veroorzaken. Het is daarom niet raadzaam deze te gebruiken.
24
7
Minimale volume en uitvoering cv-installatie
Om de warmtepompfunctie te waarborgen en overmatig veel start/stop-
cycli, een onvolledige ontdooiing en onnodige alarmen te voorkomen,
moet in de installatie voldoende energie kunnen worden opgeslagen. De
energie wordt enerzijds in de waterhoeveelheid van de cv-installatie en
anderzijds in de installatiecomponenten (minimaal één radiatorkraan
moet zijn geopend) en in de betonnen vloer (vloerverwarming) opgesla-
gen.
8
Inbedrijfname
8.1
Systeemvoorwaarde
• De hybride manager heeft voor de communicatie via de BUS-interfa-
ce EMS (Energie-Management-System) de systeemregelaar CH120
of EasyControl CT200 nodig.
• De hybride manager kan uitsluitend met de buitenunit van de warm-
tepomp CS5800 worden gebruikt.
8.2
Belangrijke adviezen voor het gebruik
De hybride manager MH210 communiceert via een EMS-interface met
andere EMS-compatibele BUS-deelnemers.
• De opstellingsruimte moet geschikt zijn voor de beschermingsklasse
conform de technische gegevens van de hybride manager en de
pomp.
8.3
Functies
De hybride manager MH210 regelt samen met een systeemregelaar een
cv-installatie, bestaande uit een elektrisch bediende warmtepomp en
nog een conventionele warmte-opwekker (bijv. olie- of gascondensatie-
ketel). Wanneer welke warmte-opwekker wordt gebruikt, hangt af van
de gekozen regelstrategie, de actuele omgevingsomstandigheden en de
temperatuurniveaus.
Omdat warm water altijd door de conventionele warmte-opwekker
wordt bereid, heeft de regelstrategie geen invloed op het warmwater-
comfort.
Het maximale werkgebied van de warmtepomp ligt bij een buitentempe-
ratuur tussen -20°C en +45°C.
De hybride manager biedt een Smart Grid Ready (SG Ready) interface.
Via deze interface kan bijv. een fotovoltaïsche omvormer of een signaal
van het energiebedrijf het gebruik van de warmtepomp optimaliseren of
blokkeren.
8.3.1
Regelstrategie met bivalente temperatuur
De bivalente temperatuur legt vast tot welke buitentemperatuur alleen
de warmtepomp voorziet in de warmtevraag. De bivalente temperatuur
is op de bedieningseenheid standaard op 2 °C ingesteld. Deze instelling
kan worden gewijzigd.
De bivalente temperatuur moet zodanig zijn ingesteld dat de warmte-
pomp boven de bivalente temperatuur solitair kan voldoen aan de warm-
tevraag. Meer details over de keuze van de bivalente temperatuur vindt
u in het planningsdocument van het hybride systeem of de warmte-
pomp.
CSH5800iAW O – 6721875004 (2024/01)