GEVAAR
In bepaalde omstandigheden zijn
brandstof en brandstofdampen uiterst
ontvlambaar en explosief. Brand of
explosie van brandstof kan brandwonden
of materiële schade veroorzaken.
Vul de brandstoftank niet helemaal vol.
Vul de brandstoftank totdat het peil 6 mm
tot 13 mm van de onderkant van de
vulbuis staat. Dit geeft de brandstof in de
tank ruimte om uit te zetten.
4.
Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjec-
tiepomp open
(Figuur
Figuur 36
1. Ontluchtschroef brandstofinjectiepomp
5.
Draai het contactsleuteltje naar de stand A
De elektrische brandstofpomp begint te werken.
Hierbij komt er lucht bij de ontluchtschroef naar
buiten.
Opmerking:
Laat het sleuteltje op
totdat er een volle straal brandstof bij de schroef
naar buiten komt.
6.
Zet de schroef weer vast en draai het sleuteltje
op U
.
IT
Opmerking:
Normaal gesproken zal de motor na
bovenstaande ontluchtingsprocedure starten. Indien
de motor echter niet start, kan er lucht tussen de
injectiepomp en de injectors zitten; zie
ontluchten (bladz.
41).
Werking van het
diagnoselampje
De machine is uitgerust met een diagnoselampje dat
aangeeft dat het elektronische besturingssysteem een
36).
g008891
AN
staan
AAN
Injectors
elektronische storing registreert. Het diagnoselampje
bevindt zich op de bedieningspaneel
37). Als het elektronische besturingssysteem
correct functioneert en het contactsleuteltje in de
stand A
staat, zal het diagnoselampje van het
AN
besturingssysteem 3 seconden branden en daarna
doven om aan te geven dat het lampje naar behoren
werkt. Als de machine afslaat, blijft het lampje
onafgebroken branden totdat het sleuteltje in een
andere stand wordt gedraaid. Het lampje gaat
knipperen als het besturingssysteem een elektrische
storing ontdekt. Het lampje houdt op met knipperen
en wordt automatisch opnieuw ingesteld als u het
sleuteltje naar de stand U
verholpen is.
1. Diagnoselampje
Als het diagnoselampje van besturingssysteem
knippert, heeft het besturingssysteem een van de
volgende problemen ontdekt:
•
Kortsluiting in 1 van de outputs.
.
•
Een open kring op 1 van de outputs.
Met behulp van het diagnostische display kunt u
vaststellen welke output slecht functioneert; zie
interlockschakelaars controleren (bladz.
Als het diagnoselampje niet brandt wanneer het
contactsleuteltje op A
elektronische besturingssysteem niet werkt. Mogelijke
oorzaken zijn:
•
Kringloop is niet aangesloten
•
Het lampje is doorgebrand.
•
Zekeringen zijn doorgebrand.
•
Het lampje werkt niet naar behoren.
Controleer de elektrische aansluitingen,
ingangszekeringen en het peertje van het
diagnoselampje om het defect vast te stellen.
Controleer of de kringloopstekker is bevestigd aan
de stekker van de kabelboom.
29
(Figuur
draait zodra de storing
IT
Figuur 37
30).
staat, betekent dit dat het
AN
g020251
De