Algemeen overzicht
van de machine
Figuur 41
1. Motorkap
2. Bestuurdersstoel
3. Bedieningsarm
Bedieningsorganen
Figuur 42
1. Hendel om stuurwiel te
verstellen
2. Hellingshoekindicator
3. Tractiepedaal voor vooruit
g336464
4. Stuurwiel
5. Voorste maai-eenheden
6. Achterste maai-eenheid
g353291
4. Tractiepedaal voor
achteruit
5. Sleuf voor indicator
6. Schuif voor
maaien/transport
Tractiepedalen
Trap het tractiepedaal
rijden. Druk het tractiepedaal voor achteruit
42) in om achteruit te rijden of om te remmen wanneer
u vooruit rijdt. Daarnaast kunt u het pedaal in de
zetten om de machine te stoppen.
NEUTRAALSTAND
Schuif voor maaien/transport
Met uw hiel beweegt u de schuif voor maaien/transport
(Figuur
42) naar links in de T
rechts in de M
AAISTAND
•
De maai-eenheden werken alleen wanneer de
schuif voor maaien/transport in de M
staat.
•
De maai-eenheden kunnen niet worden
neergelaten als de schuif voor maaien/transport in
de T
RANSPORTSTAND
Hendel om stuurwiel te verstellen
Trek de hendel om het stuur te verstellen
naar achteren om het stuurwiel in de gewenste positie
te zetten. Duw daarna de hendel naar voren om het
stuur in deze positie te vergrendelen.
Sleuf voor indicator
De sleuf in het bestuurdersplatform
aan wanneer de maai-eenheden zich in de centrale
stand bevinden.
Hellingshoekindicator
De hellingshoekindicator
de hellingshoek van de machine aan.
28
(Figuur
42) in om vooruit te
(Figuur
RANSPORTSTAND
.
AAISTAND
staat.
(Figuur
(Figuur
42) geeft
(Figuur
42) geeft in graden
of naar
42)