Figuur 56
1. Te lage bandenspanning
Figuur 57 toont een voorbeeld van slijtage aan een band
veroorzaakt door een te hoge bandenspanning.
Figuur 57
1. Te hoge bandenspanning
Uitlijning van de voorwielen
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
1. Zorg ervoor dat de banden recht naar voren wijzen.
2. Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor (ter
hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde
van de stuurwielen (Figuur 58).
Opmerking: De afstand moet aan de voorzijde
van het wiel tussen 0 ± 3 mm groter zijn dan aan de
achterzijde van de band. Draai het wiel 90° en voer de
meting opnieuw uit.
Belangrijk: Controleer de afstand op consistente
locaties op het wiel. De machine moet zich op een
horizontale ondergrond bevinden en de wielen
moeten recht naar voren wijzen.
1. Voorkant van machine
2. 0 ± 3 mm van voorzijde tot
achterzijde van de band
3. U past de hart-tot-hart afstand als volgt aan:
A. Draai de contramoer in het midden van de
trekstang los (Figuur 59).
1. Trekstangen
B. Draai de trekstang rond om de voorkant van
het wiel naar binnen of naar buiten te bewegen
voor de hart-tot-hart afstanden van voren naar
achteren.
C. Draai de contramoer van de trekstang weer vast
als de afstelling correct is.
D. Controleer de afstand om er zeker van te zijn dat
de wielen in gelijke mate naar rechts en naar links
draaien.
Opmerking: Als dit niet het geval is,
raadpleeg dan de Onderhoudshandleiding voor de
afstellingsprocedure.
52
Figuur 58
3. Afstand hart-tot-hart
Figuur 59
2. Contramoeren