Hieronder zijn de richtlijnen voor een
veilig vervoer van kinderen aangegeven,
waaraan u zich dient te houden:
Plaats het kinderzitje bij voorkeur op een van de
zitplaatsen achter omdat deze plaatsen bij een
ongeval de meeste bescherming bieden.
Als de frontairbag aan passagierszijde (indien
aanwezig) buiten werking wordt gesteld, moet
altijd gecontroleerd worden of het betreffende
geel-oranje lampje F op het
instrumentenpaneel continu brandt.
Houdt u bij de montage van het kinderzitje strikt
aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze
instructies bij te leveren. Bewaar de instructies
samen met het instructieboekje in de auto.
Monteer geen gebruikte kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Controleer of de gordels goed zijn vastgemaakt
door aan de gordelband te trekken.
ATTENTIE
Monteer absoluut geen kinderzitje op de passagiersstoel voor als deze is uitgerust
met een airbag, omdat kinderen nooit op de voorstoel mogen reizen.
Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor slechts
één kind: vervoer nooit twee kinderen in één
systeem.
Controleer altijd of de gordel niet langs de nek
van het kind loopt.
Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen
afwijkende houding aanneemt of de gordels
losmaakt.
Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook geen
pasgeboren kinderen. Niemand is sterk genoeg
om ze bij een ongeval vast te houden.
Na een ongeval moet het zitje door een nieuw
exemplaar worden vervangen.
163