258
monteer het reservewiel, waarbij de gaten M over de
centreerpennen N moeten vallen;
draai met de bijgeleverde sleutel de vier wielbouten handvast aan;
draai de slinger L van krik zodat de auto zakt, en verwijder de
krik;
draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in de
volgorde die is aangegeven.
NORMALE WIEL MONTEREN
Volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en demonteer
L0D0165m
het reservewiel.
Uitvoeringen met stalen velgen
Ga als volgt te werk:
zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het
reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat
hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen;
monteer het normale wiel en draai de eerste wielbout twee slagen
in het gat dat zich het dichtst bij het ventiel bevindt;
monteer het wieldeksel, waarbij de inkeping (op het wieldeksel)
moet samenvallen met het ventiel en plaats vervolgens de andere
drie wielbouten;
druk bij uitvoeringen met geklemd wieldeksel, met de hand op de
L0D0166m
rand van het deksel (niet slaan) tegen het wiel;
draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten stevig vast;
laat de auto zakken en verwijder de krik;
draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in
de volgorde die eerder is afgebeeld.
BELANGRIJK Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens
het rijden loslaten.