RICHTINGAANWIJZERS (pijlen)
Zet de hendel:
omhoog (vergrendelde stand 1): inschakeling rechter richtingaan-
wijzers;
omlaag (vergrendelde stand 2): inschakeling linker richtingaan-
wijzers.
Op het instrumentenpaneel knippert het waarschuwingslampje F of
D.
De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer
rechtuit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven, voor het uitvoeren van een hande-
ling waarvoor het stuurwiel slechts weinig hoeft te worden verdraaid,
dan drukt u de hendel iets omhoog of omlaag zonder dat de hendel
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze automatisch terug.
L0D0071m
93