MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN (ben-
zine en JTD)
Ga als volgt te werk:
rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toe-
rentallen draaien en trap het gaspedaal niet
bruusk in;
verlang de eerste kilometers geen maximale
prestaties. Wij raden u aan te wachten tot de
wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurme-
ter begint te bewegen.
NOODSTART
Als het lampje
Y
stant blijft branden, kan een noodstart worden uit-
gevoerd met de code die op de CODE-card staat
vermeld (zie het hoofdstuk "Noodgevallen").
Probeer auto's nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling af te laten rij-
den. Op die wijze kan er onverbrande brandstof in de katalysator terechtkomen, waardoor deze
onherstelbaar zal beschadigen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor, schadelijk.
ATTENTIE
178
op het instrumentenpaneel con-
Houd er rekening mee dat de rembekrachtiging en de elektrische stuurbekrachti-
ging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.
MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleu-
tel in stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een
zware rit even "op adem" te laten komen. Zet de
motor niet onmiddellijk uit, maar laat hem even
stationair draaien. Hierdoor kan de temperatuur in
de motorruimte dalen.