VERWARMING>VERW.CIRC 1
Bedrijfsmodus AV-temp.
Steilheid
De aanvoertemperatuur kan ook vooraf worden
ingesteld, zie
"Aanvoertemperatuur instellen",
hoofdstuk "Individuele instelling van het verwar-
mingscircuit", pag. 28.
Richtwaarden voor de steilheid
Gebouw (verwarming)
Oudbouw (radiator)
Nieuwbouw (radiator)
(vloerverwarming)
De nauwkeurige instelling van de stooklijn kan met
behulp van de regels in de tabel in
len van de stooklijn", hoofdstuk „Fouten bij verwar-
ming en warmwater", blz. 54, worden uitgevoerd.
„Min. aanvoerwatertemperatuur" /
„Max. aanvoerwatertemperatuur" instellen
1. In het menu „VERWARMING>VERWARMINGSCIRCUIT
1" met behulp van de navigatie-button naar het sub-
menu: „4 / 11" omschakelen.
2. „Max. aanvoerwatertemperatuur" van het gemengde
verwarmingscircuit op de noodzakelijke waarde instel-
len.
VERWARMING>VERW.CIRC 1
Max. aanvoertemperatuur
Min. aanvoertemperatuur
Aanvoertemp. ACT
Aanvoertemp. SETP.
ATTENTIE
Bij vloerverwarmingen „Max. aanvoertempera-
tuur" correct instellen
Anders is oververhitting van de vloer mogelijk.
• „Max. aanvoertemperatuur" instellen overeen-
komstig de bij de configuratie berekende waar-
de. Hierdoor wordt de maximale oppervlakte-
temperatuur van de vloer overeenkomstig de
landelijk geldende norm niet overschreden.
• Vanzelfsprekend moeten op de voorgeschreven
plaatsen extra thermostatische aanvoertempera-
tuurbegrenzers worden gemonteerd.
SOLVIS SolvisMax/SolvisBen · Technische wijzigingen voorbehouden 11.18 · BAL-SBSX-I-NL
2 / 11
Curve
1.20
Steilheid
1,5
1,2
0,8
„Juist instel-
4 / 11
70°C
20°C
35°C
35°C
„Offset" instellen
1. In het menu „VERWARMING>VERWARMINGSCIRCUIT
1" met behulp van de navigatieknop naar het subme-
nu: „5 / 11" gaan.
2. „Offset" instellen: Toeslag op de aangevraagde tem-
peratuur van de desbetreffende verwarmingsgroep:
T
= T
+ offset
Vrg.brander
AV.gew.
Door de hogere temperatuurvraag wordt de boiler-
temperatuur bij S4 verhoogd, zodat warmteverliezen,
bijv. door langere leidingen tot aan de menggroep,
kunnen worden gecompenseerd. Dit is in het bijzonder
bij een scheiding van het systeem, zoals bijv. bij een
vloerverwarming, noodzakelijk.
Vanzelfsprekend dienen de leidingen vakkundig
geïnstalleerd en overeenkomstig de geldige voor-
schriften geïsoleerd te zijn.
VERWARMING>VERWARMINGSCIRCUIT 1 5/11
Offset
Inschakelverhoging
Ruimte-invloed
Cont. tijd
„Uitschakelvoorwaarde" ruimtetemperatuur activeren
Bij een geïnstalleerde ruimtevoeler, zie
„Bediening ruimtebedieningselement (als optie)", blz. 9,
wordt met externe warmtebronnen (zoals b. ijv. zonne-
straling of haard) rekening gehouden. Teneinde nog
meer energie te besparen (stroom en warmte) kan hier
de uitschakelvoorwaarde „... indien gew. ruimtetemp.
bereikt" worden geactiveerd, opdat de verwarmingscir-
cuitpomp bij het bereiken van de gewenste ruimtetem-
peratuur uitschakelt. Hiervoor als volgt te werk te gaan,
a.u.b.:
1. In het menu „VERWARMING>VERW.CIRC. 1" met
behulp van de navigatie-button in het submenu: „7 /
11" omschakelen.
2. „Uitschakelvoorwaarde indien gew. ruimtetemp.
bereikt" op „In" instellen.
VERWARMING>VERW.CIRC 1
Uitschakelvoorwaarde
indien gew. ruimtetemp.
is bereikt
Hysterese
4 Eerste inbedrijfstelling
0K
0%
10%
0Min
hoofdstuk
7 / 11
Uit
1K
19