Geavanceerde
1
verzendfuncties
Een computer configureren voor het afdrukken of
Geavanceerde
verzenden van faxen
kopieerfuncties
2
Netwerk
3
Gebruikersinterface
op afstand
4
Systeemmonitor
5
Instellingen
systeembeheerder
6
Rapporten en
lijsten
7
Problemen
oplossen
8
Bijlage
9
Inhoudsopgave
Index
● Aansluiten op een TCP/IP-netwerk:
Op alle computers die het apparaat gebruiken, moet TCP/IP-
clientsoftware zijn geïnstalleerd en ze moeten ingesteld zijn
voor gebruik in een TCP/IP-netwerk. Raadpleeg de
handleidingen bij het besturingssysteem voor meer
informatie.
● Het printerstuurprogramma installeren en de instelling
voor apparaatbestemming opgeven
Voordat u vanaf een computer kunt afdrukken, moet u een
printerstuurprogramma installeren en een instelling voor
apparaatbestemming opgeven. De instelling voor
apparaatbestemming varieert, afhankelijk van de toepassing
die voor het afdrukken wordt gebruikt. Gebruik de
onderstaande informatie als richtlijn om te bepalen welke
toepassing u gebruikt om af te drukken en voer dan de
noodzakelijke bewerkingen uit.
– LPD: dit is de toepassing die gewoonlijk wordt gebruikt om
af te drukken bij TCP/IP.
– Raw: Dit is een toepassing om af te drukken in Windows
2000/XP/Server 2003/Vista/Server 2008. De snelheid
ligt bij het afdrukken hoger dan bij LPD.
Terug
Vorige
■
Methode voor apparaataansluiting
(LPD/Raw)
OPMERKING
In onderstaande procedure wordt de schermweergave voor
Windows XP gebruikt. Deze items kunnen licht verschillen afhankelijk
van uw besturingssysteem.
1.
Open het dialoogvenster met eigenschappen
van de printer.
– Klik bij Windows 2000 op de taakbalk van Windows op [Start]
→ [Settings] (Instellingen) → [Printers].
– Klik bij Windows XP Professional/Server 2003 op de taakbalk
van Windows op [Start] → [Printers and Faxes] (Printers en
faxapparaten).
– Klik bij Windows XP Home Edition op de taakbalk van
Windows op [Start] → [Control Panel] (Configuratiescherm) →
[Printers and Other Hardware] (Printers en andere hardware)
→ [Printers and Faxes] (Printers en faxapparaten).
– Klik in Windows Vista/Server 2008 op [Start] op de taakbalk
van Windows → [Control Panel] (Configuratiescherm) →
[Printer] onder [Hardware and Sound] (Hardware en geluid).
2.
Klik met de rechtermuisknop op het
pictogram van de printer die u hebt
geïnstalleerd → kies [Properties]
(Eigenschappen).
BOVEN
Volgende
3-24