Geavanceerde
1
verzendfuncties
Geavanceerde
kopieerfuncties
2
Netwerk
3
Gebruikersinterface
op afstand
4
Systeemmonitor
5
Instellingen
systeembeheerder
6
Rapporten en
lijsten
7
Problemen
oplossen
8
Bijlage
9
Inhoudsopgave
Index
6.
Controleer of <PRIMARY SERVER> (Primaire
server) wordt weergegeven en druk op [OK].
7.
Voer met de numerieke toetsen het
IP-adresnummer van de primaire DNS-server
in en druk dan op [OK].
8.
Als u <SECONDARY SERVER> (Secundaire
server) wilt opgeven, drukt u op [OK].
Ga anders verder met stap 10.
9.
Voer met de numerieke toetsen het
IP-adresnummer van de secundaire DNS-
server in en druk op [OK].
10.
Controleer of <HOST NAME> (Hostnaam)
wordt weergegeven en druk op [OK].
11.
Voer met de numerieke toetsen de gewenste
hostnaam in en druk dan op [OK].
Ex.
H O S T
N A M E
h o s t
n a m e
12.
Controleer of <DOMAIN NAME> (Domeinnaam)
wordt weergegeven en druk op [OK].
: a
Terug
Vorige
13.
Voer met de numerieke toetsen de gewenste
domeinnaam in en druk dan op [OK].
Ex.
D O M A I N
N A M E
o r g . c o m p a n y . c o m
14.
Controleer of <DNS DYNAM. UPDATE> wordt
weergegeven en druk op [OK].
15.
Druk op [
] of [
] om <ON> (Aan) of
<OFF> (Uit) te selecteren en druk op [OK].
<ON> (Aan): Hiermee kan het apparaat het IP-adres,
de hostnaam en domeinnaam automatisch registreren op de
DNS-server. Deze functie is beschikbaar in de omgeving met een
dynamische DNS-server.
<OFF> (Uit): Hiermee wordt de DNS-functie voor dynamische
updates uitgeschakeld.
OPMERKING
Als u de DNS-functie voor dynamische wilt gebruiken, geeft u
het IP-adres van een DNS-server en de host- en domeinnaam
van het apparaat op. (Zie stappen 5 tot 13.)
16.
Druk op [
] of [
] om <USE LPD>
(Gebruik LPD) en druk op [OK].
BOVEN
Volgende
: a
3-15