Geavanceerde
1
verzendfuncties
Geavanceerde
kopieerfuncties
2
Netwerk
3
Gebruikersinterface
op afstand
4
Systeemmonitor
5
Instellingen
systeembeheerder
6
Rapporten en
lijsten
7
Problemen
oplossen
8
Bijlage
9
Inhoudsopgave
Index
3.
Druk op [
] of [
] om <FAX SETTINGS>
(Faxinstell.) te selecteren en druk vervolgens
op [OK].
4.
Druk op [
] of [
] om <TX SETTINGS>
(TX-instell.) te selecteren en druk vervolgens
op [OK].
5.
Druk op [
] of [
] om <AUTO REDIAL>
(Aut. num. herh.) en druk op [OK].
6.
Druk op [
] of [
] om <AAN> te
selecteren en druk op [OK].
7.
Controleer of <AUTO REDIAL> (Aantal
num.herh.) wordt weergegeven en druk op
[OK].
8.
Druk op [
], [
], of gebruik de numerieke
toetsen om op te geven hoe vaak het apparaat
het nummer zal kiezen (1 tot 10 keer) en druk
dan op [OK].
9.
Controleer of <REDIAL INTERVAL>
(Interv. num.herh.) wordt weergegeven en
druk vervolgens op [OK].
Terug
Vorige
10.
Druk op [
], [
], of gebruik de numerieke
toetsen om de tijd op te geven (2 tot 99
minuten, in stappen van een minuut) tussen
twee pogingen en druk dan op [OK].
11.
Controleer of <TX ERROR REDIAL> (TX herh.
na fout) wordt weergegeven en druk dan op
[OK].
12.
Druk op [
] of [
] om <ON> (Aan) of
<OFF> (Uit) te selecteren en druk vervolgens
op [OK].
<ON> (aan): Stuurt alle pagina's opnieuw als er een fout is
opgetreden tijdens de verzending.
<OFF> (uit): Probeert nooit opnieuw, ook niet wanneer er een
fout is opgetreden tijdens de verzending.
13.
Druk op [Stop] om terug te keren naar de
stand-bymodus.
BOVEN
Volgende
1-8