Deze programmeerbare sirene-uitgang kan maximaal 750mA bij 13VDC leveren. Standaard wordt deze uitgang
gebruikt voor de sirene. Deze uitgang kan afhankelijk van de programmering worden bewaakt. In dat geval moet de
uitgang worden afgesloten met een weerstand van 1KΩ (op eindpunt). Op deze manier kan de bekabeling van de
PCB tot eindpunt worden bewaakt.
• Flitslicht-uitgang
Deze programmeerbare flitslicht-uitgang kan maximaal 750mA bij 13VDC leveren. Standaard wordt deze uitgang
gebruikt voor het flitslicht. Deze uitgang kan afhankelijk van de programmering worden bewaakt. In dat geval moet
de uitgang worden afgesloten met een weerstand van 1KΩ (op eindpunt). Op deze manier kan de bekabeling van
de PCB tot eindpunt worden bewaakt.
• Aansluitpunten zone-ingang - Z1 t/m Z8
Aansluitpunten Z1 t/m Z8 zijn zone ingangen. Deze ingangen kunnen geconfigureerd worden als
NO/NC/EOL/DEOL/TEOL. OPMERKING: Er mag slechts één detectiepunt per zone-ingang worden
aangesloten.
• Programmeerbare uitgangen OC1 en OC2
De programmeerbare Open Collector (OC) uitgangen OC1 en OC2 kunnen maximaal elk 50mA leveren. Indien
geactiveerd schakelen deze uitgangen naar GND.
• Sabotage-ingang
Op deze aansluiting kunnen de sabotage-schakelaars van de behuizing worden aangesloten. Deze ingangen zijn
geconfigureerd als NC (normaal gesloten). De sabotage-schakelaars dienen op pen 1 en pen 3 van de connector
te worden aangesloten.
• Mbus
De M(uSDO)bus wordt door het paneel gebruikt om te communiceren met de modules en omgekeerd. Elke module
heeft vier Mbus aansluitpunten. Deze moeten worden verbonden met de Mbus aansluitpunten van het paneel. Zie
Hoofdstuk "Werking en bedrading Mbus". De maximale stroomafname voor de Mbus is 750mA.
• Ethernet LAN 1
De LAN, of ethernet netwerk interface ondersteunt 10/100Mbit/s 802.3 ethernet. De interface is uitgevoerd als
RJ45 socket. Deze interface kan rechtstreeks worden verbonden met een standaard Ethernet Repeater (HUB) of
Switch. De instellingen voor deze netwerk interface betreffen enkel het IP-adres en het bijbehorende
subnetmasker. Er kan 1 extra IP-adres (en subnetmasker) aan deze netwerk interface worden toegekend (alias).
• Ethernet LAN 2
Op deze interface kan de overige ethernet apparatuur worden aangesloten.
Afbeelding: Ethernet interface
Pin#
Functie
1
Transmit +
2
Transmit -
3
Receive +
6
Receive -
3.1.2
Indicaties CCS5000
• D2/D4 - Status Rx/Tx (Groen/Oranje)
Deze indicatoren geven de status van de communicatie over de RS232 of RS485 poort weer.
• D3 - Voedingspanning GPRS-modem (Groen)
Deze groene indicator licht op als de 3.8V voedingspanning t.b.v. de GPRS-modem aanwezig is, deze LED
dient altijd te branden.
• D6 - Aux uitgang (Rood)
Deze rode indicator geeft de status van de Aux voeding uitgang aan. Indien de uitgang actief is, zal deze
indicator oplichten.
• D7 - Voedingspanning PCB (Groen)
Deze groene indicator licht op als de 3.3V voedingspanning t.b.v. de PCB aanwezig is, deze LED dient altijd te
branden.
Technische en functionele specificaties kunnen zonder voorafgaande mededeling worden gewijzigd
Pagina
11
van 58