De installatie voorbereiden
Voordat u de stuurautomaat GHP 10 installeert, moet u plannen waar u alle
onderdelen op de boot gaat plaatsen. Plaats alle onderdelen tijdelijk op de locatie
waar u van plan bent om deze te installeren. Lees deze overwegingen door en
raadpleeg de schema's op
pagina's 7–9
OPMERKING: De laatste pagina van deze instructiehandleiding bevat een
controlelijst voor de installatie. Haal de laatste pagina los en houd deze bij de
hand tijdens het installeren van de GHP 10.
overwegingen bij montage en aansluiting
De onderdelen van de GHP 10 worden met elkaar en met de voeding verbonden
met behulp van de bijgeleverde kabels. Controleer of de juiste kabels de juiste
lengte hebben om elk onderdeel te bereiken en of elk onderdeel zich op een
geschikte locatie bevindt voordat u onderdelen gaat monteren of aansluiten.
overwegingen betreffende de montage van de shadow Drive
•
De Shadow Drive moet horizontaal en zo vlak mogelijk worden gemonteerd
en stevig vastgezet met kabelbinders.
•
De Shadow Drive moet op ten minste 0,3 m (12 inch) afstand van
magnetische bronnen, zoals luidsprekers of elektromotoren, inclusief de
stuurautomaatpomp, worden gemonteerd.
•
De Shadow Drive moet dichter bij het roer dan bij de pomp worden
gemonteerd.
•
De Shadow Drive moet lager dan het roer, maar hoger dan de pomp worden
gemonteerd.
•
Voorkom lussen in de hydraulische leidingen.
•
De Shadow Drive mag niet rechtstreeks worden aangesloten op de fittingen
achter aan het roer. Zorg voor een bepaalde slanglengte tussen de fitting op
het roer en de Shadow Drive.
•
Verbind de Shadow Drive niet rechtstreeks met een hydraulische T-connector
in de hydraulische leiding. Zorg voor een bepaalde slanglengte tussen een
T-connector en de Shadow Drive.
•
Bij enkele bediening mag u geen T-connector tussen het roer en de
Shadow Drive plaatsen.
•
Bij dubbele bediening installeert u de Shadow Drive tussen de pomp en
het onderste roer, dichter bij het roer dan bij de pomp.
•
Installeer de Shadow Drive ofwel in de stuurboordleiding of de
bakboordleiding. De Shadow Drive mag niet rechtstreeks worden
aangesloten op de retourleiding.
•
Gebruik geen Teflontape voor hydraulische fittingen. Gebruik een geschikte
schroefdraadafdichting, zoals Loctite Pro Lock Tight multifunctionele,
anaerobe gel, onderdeelnummer 51604, of vergelijkbaar, op alle pijpdraden in
het hydraulische systeem.
overwegingen betreffende de montage van de eCu
•
De ECU kan op een vlak oppervlak en in een willekeurige richting worden
gemonteerd.
•
Montageschroeven zijn bijgeleverd bij de ECU, maar als deze schroeven
ongeschikt blijken voor het montageoppervlak moet u andere schroeven
gebruiken.
•
De ECU moet zich binnen 0,5 m (19 inch) afstand van de aandrijfeenheid
bevinden.
•
De ECU mag niet worden gemonteerd op een locatie waar deze
ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld aan afvoerwater.
GHP 10 - Installatie-instructies
voordat u begint met de installatie.
overwegingen betreffende de eCu-aansluiting
•
De ECU-voedingskabel wordt aangesloten op de accu van de boot en kan
eventueel worden verlengd
(pagina
•
ECU's met een serienummer lager dan 19E002748 zijn alleen compatibel met
12 V DC-systemen.
ECU's met een serienummer hoger dan 19E002748 zijn compatibel met
zowel 12 V DC- als 24 V DC-systemen.
•
De kabels waarmee de pomp wordt aangesloten op de ECU kunnen niet
worden verlengd.
Hydraulische overwegingen betreffende het voorkomen van
overbelasting van het eCu-aandrijvingscircuit
•
Zorg ervoor dat de juiste pomp correct is geïnstalleerd op uw boot.
OPMERKING: Als u vragen hebt over welke pomp geschikt is voor uw boot,
neemt u contact op met uw Garmin-dealer of met Garmin Product Support voor
meer informatie.
•
Gebruik indien mogelijk hydraulische slangen met een grotere
binnendiameter op uw stuurinrichting.
•
Monteer de pomp dichter bij de cilinder om de lengte van de slangen zo kort
mogelijk te houden.
•
Voorkom onnodige hydraulische fittingen in de hydraulische aansluitingen.
overwegingen betreffende de montage van de CCu
•
De CCU moet in de voorste helft van de boot worden gemonteerd,
maximaal 3 m (10 ft.) boven de waterlijn.
•
De CCU mag niet worden gemonteerd op een locatie waar deze
ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld aan afvoerwater.
•
De CCU mag niet worden gemonteerd in de buurt van magnetische
bronnen (zoals luidsprekers of elektromotoren) of hoogspanningskabels.
•
De CCU moet op een afstand van minstens 0,6 meter (24 inch) tot
verplaatsbare of van plaats veranderende magnetische storingsbronnen (zoals
het anker, ankerkettingen, de ruitenwissermotor en gereedschapskisten)
worden geplaatst.
•
U moet een handkompas gebruiken om op magnetische interferentie te testen
in de zone waar u de CCU wilt monteren.
Als het handkompas niet naar het noorden wijst wanneer u het vasthoudt op
de locatie waar u de CCU wilt gaan monteren, is er sprake van magnetische
interferentie. Kies een andere locatie en voer de test nog een keer uit.
•
De CCU mag onder de waterlijn worden gemonteerd, mits dit geen locatie
is waar deze ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld aan
afvoerwater.
•
De montagesteun van de CCU moet op een verticaal oppervlak of onder een
horizontaal oppervlak worden gemonteerd, zodat de verbonden bedrading
recht omlaag hangt.
•
Montageschroeven zijn bijgeleverd bij de CCU, maar als deze schroeven
ongeschikt blijken voor het montageoppervlak moet u andere schroeven
gebruiken.
overwegingen betreffende de CCu-aansluiting
•
De CCU/ECU-kabel verbindt de CCU met de ECU en is 5 m (16 ft.) lang.
◦
Als de CCU niet binnen 5 m. (16 ft.) van de ECU kan worden
gemonteerd, zijn er vervangende kabels en verlengkabels verkrijgbaar
(pagina
4).
De CCU/ECU-kabel mag niet worden ingekort.
◦
•
De CCU/ECU-kabel verbindt de CCU met de GHC 20 met één gele
signaaldraad
(pagina
11). De stuurautomaat kan niet worden ingeschakeld als
deze verbinding niet is gemaakt.
overwegingen betreffende de montage van het alarm
•
Het alarm moet in de buurt van het roerstation worden gemonteerd.
•
Het alarm kan onder het dashboard worden gemonteerd.
overwegingen betreffende de aansluiting van het alarm
•
Indien nodig kunnen de alarmkabels worden verlengd met een kabel met een
dikte van 0,08 mm
(28 AWG).
2
10).
5