Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld
Soms kan niet automatisch worden scherpgesteld (het
focusbevestigingslampje <o> knippert). Dit kan onder meer bij
de volgende onderwerpen voorkomen:
Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld
Onderwerpen met weinig contrast
(Bijvoorbeeld: strakblauwe luchten, muren met een effen kleur, enz.)
Onderwerpen in slecht licht
Reflecterende onderwerpen of onderwerpen met heel veel tegenlicht
(Bijvoorbeeld: auto's met een reflecterende carrosserie, enz.)
Onderwerpen die zowel dichtbij als veraf worden bedekt door een AF-punt
(Bijvoorbeeld: een dier in een kooi, enz.)
Zich herhalende patronen
(Bijvoorbeeld: vensters in een wolkenkrabber, toetsenborden, enz.)
In zulke gevallen gaat u als volgt te werk:
(1) Stel in de modus 1-beeld AF scherp op een object dat op dezelfde
afstand staat als het onderwerp en vergrendel de scherpstelling
vóórdat u de compositie opnieuw bepaalt (pag. 50).
(2) Stel de modusschakelaar op het objectief in op <MF> en stel
handmatig scherp.
MF: Handmatig scherpstellen
Als u bij handmatige scherpstelling de ontspanknop half indrukt, lichten het
actieve AF-punt en het focusbevestigingslampje <o> in de zoeker op
wanneer scherpstelling is bereikt.
84
Stel de modusschakelaar op het
1
objectief in op <MF>.
Stel scherp op het onderwerp.
2
Stel scherp door de focusring op het
objectief te draaien totdat u het
onderwerp scherp in de zoeker ziet.