Inhoudsopgave
Advertenties
Belichtingscompensatie instellenN
Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door
de camera is ingesteld, te wijzigen. U kunt het beeld lichter (langere
belichting) of donkerder (kortere belichting) maken. U kunt de
belichtingscompensatie instellen op ±2 stappen met tussenstappen van 1/3.
Hogere belichting voor een
lichtere opname
Lagere belichting voor een
donkerdere opname
Als [8C.Fn II -4: Auto Lighting Optimizer (Auto Helderheid
Optimalisatie)] (pag. 177) is geconfigureerd op een andere instelling dan [3:
Uitschakelen], lijkt het beeld mogelijk zelfs helder wanneer een lagere
belichtingscompensatie is ingesteld (pag. 103, 105).
De waarde voor de belichtingscompensatie blijft van toepassing,
zelfs nadat u de aan-uitschakelaar op <2> hebt gezet.
Let op dat u niet per ongeluk aan het instelwiel <5> draait en de belichtingscompensatie
onbedoeld wijzigt. Om dit te voorkomen, kunt u de aan-uitschakelaar instellen op <1>.
De belichtingscompensatie kan ook worden ingesteld met het menu
[
2
Bel. corr./AEB] (pag. 97).
96
Stel het programmakeuzewiel in
1
op <d>, <s> of <f>.
Controleer de indicator voor het
2
belichtingsniveau.
Druk de ontspanknop half in en
controleer de indicator voor het
belichtingsniveau.
Stel de waarde voor de
3
belichtingscompensatie in.
Zet de aan-uitschakelaar op <J> en
draai, terwijl u naar de zoeker of het LCD-
paneel kijkt, aan het instelwiel <5>.
Draai aan het instelwiel <5> terwijl u de
ontspanknop half indrukt of binnen (0)
nadat u de ontspanknop half hebt ingedrukt.
Om de belichtingscompensatie te
annuleren, stelt u deze weer in op <E>.
Maak de opname.
4
Advertenties
Inhoudsopgave
