12.4 Voorkomen dat de PIN wordt mee-gelezen
Als speciale functie kunt u bij het invoeren van de PIN extra cijfers voor of na de eigenlijke PIN invoeren. Er kunnen
maximaal 10 cijfers worden ingevoerd - in deze 10 cijfers kunt u de eigenlijke PIN "verbergen".
Denk eraan:
Dit kan alleen als u PINs van 6 cijfers gebruikt.
Voorbeeld: Gebruiker-PIN =
Voer in:
Het is niet van belang of en hoeveel cijfers u voor en/of na de eigenlijke PIN invoert. In totaal mogen er
maximaal 10 cijfers zijn, die de juiste PIN moeten bevatten.
12.5 Beëindiging van het alarm/de vergrendeling bij onjuiste invoer
Als de functie
werd geselecteerd in hoofdstuk 11.17 (Vergrendeling met alarm voor een duur van 1 - 3 minuten;
voor het instellen van de alarmduur, zie hoofdstuk 11.18), dan geeft het toegangssysteem een alarmtoon voor de
ingestelde duur en knippert de rode LED.
Het alarm kan worden beëindigd door een geldige toegangspoging (geldige gebruikers-PIN, gebruikerstransponder
of gebruikersvingerafdruk) of de mastertransponder of mastervingerafdruk.
Denk eraan:
Als de toegangsblokkering voor een duur van 10 minuten is geprogrammeerd (functie
11.17), dan kan deze blokkering alleen voortijdig worden uitgeschakeld als het toegangssysteem kortston-
dig van de spanning/voeding wordt losgekoppeld.
in hoofdstuk
39