7.1.4 Autoreset bij trip
Voor een aantal niet-kritieke toepassingsgerelateerde
storingscondities kan automatisch een reset-commando
worden gegenereerd om de storingsconditie te verhelpen.
Dit kunt u aangeven in menu [250]. In dit menu kan
worden ingesteld hoe vaak er maximaal automatisch mag
worden herstart, zie menu [251]. Daarna blijft de FO in de
storingsconditie omdat externe ondersteuning vereist is.
Voorbeeld
De motor wordt beschermd door een interne beveiliging
tegen thermische overbelasting. Als deze beveiliging wordt
geactiveerd, moet de FO wachten totdat de motor
voldoende is afgekoeld voordat het normale bedrijf mag
worden hervat. Als dit probleem zich binnen korte tijd drie
keer voordoet, is externe ondersteuning vereist.
De volgende instellingen moeten worden verricht:
• Voer het maximale aantal herstarts in, stel menu [251] in
op 3.
• Activeer automatisch resetten van Motor I2t; stel menu
[25A] in op 300 s.
• Stel relais 1, menu [551] in op AutoRst Trip. Als het
maximale aantal herstarts is bereikt en de FO in de
storingsconditie blijft, is er een signaal beschikbaar.
• De reset-ingang moet constant geactiveerd worden.
7.1.5 Referentieprioriteit
Het actieve toerentalreferentiesignaal kan vanuit diverse
bronnen en functies worden geprogrammeerd.
Onderstaande tabel toont de prioriteit van de verschillende
functies voor de toerentalreferentie.
Tabel 18 Referentieprioriteit
Jog-
Preset-refer-
Motor Pot
modus
entie
Aan/
Aan/Uit
Aan/Uit
Uit
Aan
Aan/Uit
Aan/Uit
Uit
Aan
Aan/Uit
Uit
Uit
Aan
Emotron AB 01-4429-03r3
Ref.signaal
Optiekaarten
Jog-ref
Preset Ref
Motor Pot-
commando's
7.1.6 Preset-referenties
De FO kan vaste toerentallen kiezen via de regeling van
digitale ingangen. Dit kan worden gebruikt voor situaties
waarbij het benodigde motortoerental moet worden
aangepast aan vaste waarden op basis van bepaalde
procesvoorwaarden. Voor iedere parameterset kunnen
maximaal 7 preset-referenties worden ingesteld. Deze
kunnen worden gekozen via alle digitale ingangen die zijn
ingesteld op Preset Ctrl1, Preset Ctrl2 of Preset Ctrl3. Het
aantal gebruikte digitale ingangen dat is ingesteld op Preset
Ctrl bepaalt het aantal beschikbare preset-referenties. Het
gebruik van 1 ingang geeft 2 toerentallen, 2 ingangen geeft 4
toerentallen en 3 ingangen geeft 8 toerentallen.
Voorbeeld
Voor het gebruik van vier vaste toerentallen van 50/100/
300/800 rpm zijn de volgende instellingen nodig:
• Stel DigIn 5 in als eerste keuze-ingang; stel [525] in op
Preset Ctrl1.
• Stel DigIn 6 in als tweede keuze-ingang; stel [526] in op
Preset Ctrl2.
• Stel menu [341], Min Toeren in op 50 rpm.
• Stel menu [362], Preset Ref 1 in op 100 rpm.
• Stel menu [363], Preset Ref 2 in op 300 rpm.
• Stel menu [364], Preset Ref 3 in op 800 rpm.
Met deze instellingen, de FO ingeschakeld en een gegeven
RUN-commando wordt het toerental:
• 50 rpm, als zowel DigIn 5 als DigIn 6 laag zijn.
• 100 rpm, als DigIn 5 hoog is en DigIn 6 laag.
• 300 rpm, als DigIn 5 laag is en DigIn 6 hoog.
• 800 rpm, als zowel DigIn 5 als DigIn 6 hoog zijn.
Hoofdfuncties
37