Inleiding van geavanceerde functies
Item
Secundaire
Serveradres
proxy-server
Poortnummer
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Opmerking:
Eén SIP-server kan werken als registratieserver en als proxyserver. Voer in dit geval dezelfde instelwaarden in voor het
Serveradres.
Media-instellingen (T.38)
Item
T.38 TX-transport
T.38-mediatype
T.38 RX-poortnummer
RTP RX-poortnummer
Gerelateerde informatie
"IP-faxen verzenden en ontvangen op een intranet inschakelen (Intranetinstellingen)" op pagina 180
&
"IP-faxen verzenden en ontvangen op een intranet inschakelen (Intranetinstellingen) <Epson Device Admin>"
&
op pagina 190
Instellingen voor IP-fax wanneer u VoIP-gateway gebruikt
Verzenden en ontvangen van IP-faxen met G3 Fax-compatibele apparaten (via een VoIP-gateway)
U moet de volgende instellingen opgeven voor het verzenden en ontvangen van IP-faxen naar en van een G3 fax-
compatibel apparaat via een VoIP-gateway.
❏ SIP-informatie instellen voor de printer
❏ Een VoIP-gateway registreren
>
>
IP-fax
IP-faxfuncties beschikbaar stellen
Instellingen en beschrijvingen
Voer de hostnaam of het IP-adres in voor de secundaire proxyserver. U kunt 0 tot
127 tekens invoeren die kunnen worden uitgedrukt in ASCII (0x20 tot 0x7E). U
kunt echter geen spaties of de volgende tekens gebruiken: "<>\^`{¦}
Voer het poortnummer in voor de secundaire proxyserver met cijfers van één byte
binnen een bereik van 1 tot 65535.
Voer een gebruikersnaam in om toegang te krijgen tot de secundaire proxyserver.
U kunt 0 tot 32 tekens invoeren die kunnen worden uitgedrukt in ASCII (0x20 tot
0x7E). U kunt echter geen spaties of de volgende tekens gebruiken: "<>\^`{¦}
Voer een wachtwoord in om toegang te krijgen tot de secundaire proxyserver. U
kunt 0 tot 32 tekens invoeren die kunnen worden uitgedrukt in ASCII (0x20 tot
0x7E). U kunt echter geen spaties of de volgende tekens gebruiken: "<>\^`{¦}
Instellingen en beschrijvingen
Na het tot stand brengen van een SIP-sessie, selecteert u het protocol dat moet
worden gebruikt bij het verzenden en ontvangen van gegevens van UDPTL of
TCP.
Na het tot stand brengen van een SIP-sessie, selecteert u het type mediastream
dat moet worden gebruikt bij het verzenden en ontvangen van gegevens van
image of application.
Voer het poortnummer in voor het ontvangen van T.38-gegevens met cijfers van
één byte binnen een bereik van 1 tot 65535.
Voer het poortnummer in voor het ontvangen van RTP-gegevens (Real-time
Transport Protocol) met cijfers van één byte binnen een bereik van 1024 tot
65534.
182