3 Bediening
3.21 Motor starten met starthulp (externe accu)
Veiligheidsvoorschriften voor externe starthulp
Handelwijze bij de externe starthulp
Ontladen accu
12 V
12 V
Stroomgevende
accu
afb. 62: Starthulp met startkabel
34001b710_05.eps
3-38
Gevaar!
Ontploffingsgevaar bij starthulp met bevroren accu
Bevroren accu onmiddellijk vervangen door een nieuw exemplaar.
Let op!
Gevaar voor kortsluiting door het aanraken van het stroomleverende
voertuig en van de wiellader!
Breng de op de +pool van de stroomleverende accu aangesloten
overbruggingskabel niet in aanraking met elektrisch geleidende
voertuigdelen!
Let op!
Gevaar voor kortsluiting en het ontstaan van vonken!
De voedingsspanning van de hulpstroombron moet 12 V bedragen;
hogere spanning vernietigt de elektrisch installatie van de voertuigen!
Alleen gecontroleerde startkabels gebruiken die voldoen aan de
veiligheidseisen en die in perfecte staat verkeren.
Leg de startkabels zo dat ze niet kunnen worden gegrepen door draaiende
onderdelen in de motorruimte.
Het stroomgevende voertuig zo naar de lader rijden, dat de lengte van de startkabels
tot aan de accu komt
Motor van het stroomgevende voertuig laten draaien
Sluit eerst één uiteinde van de rode kabel (+) aan op de +pool van de lege accu,
daarna het andere uiteinde op de +pool van de stroomgevende accu
Sluit één uiteinde van de zwarte kabel (
Het andere uiteinde van de zwarte kabel (
vastgeschroefd metalen deel of aan het motorblok zelf vastklemmen. Niet aan
de minpool van de lege accu aansluiten, omdat het uit de accu uitstromende knalgas
bij vonkvorming tot ontsteking zou kunnen komen.
Dieselmotor van het voertuig met de lege accu starten
Als het voertuig gestart is:
Bij lopende motor beide overbruggingskabels precies in omgekeerde volgorde
(eerst –pool, dan +pool) wegnemen. U voorkomt daardoor vonkenvorming in de buurt
van de accu!
–
) aan op de –pool van de stroomgevende accu
–
) aan een massief, aan het motorblok
BA 348-01 * 2.0 * 34801b330.fm